In Nederland kan de Belastingdienst je een zogenoemde verzuimboete of vergrijpboete opleggen.
Een verzuimboete kun je beschouwen als een “ordeboete” en kan de Belastingdienst opleggen als je bijvoorbeeld te laat bent met het indienen van je aangifte of als je ten onrechte niet om uitreiking van een aangiftebiljet hebt gevraagd.
Bij een vergrijpboete daarentegen zal sprake zijn van een “strafboete” en zo’n boete kan de Belastingdienst opleggen als je bijvoorbeeld een onjuiste aangifte hebt gedaan of als bij een fiscaal boekenonderzoek blijkt dat er foute boekingen in je administratie staan.
Maar let op: voor het opleggen van een vergrijpboete moet de Belastingdienst wel bewijzen dat aan jouw kant sprake is van opzet of grove schuld.
De Belastingdienst moet dus bewijzen dat in casu sprake is van opzet of grove schuld en deze bewijslast is geen eenvoudige en het is altijd verstandig na te gaan of de Belastingdienst wel aan zijn bewijslast heeft voldaan.
Ik ben de afgelopen jaren al een aantal keren gevraagd te beoordelen of vergrijpboetes terecht zijn opgelegd nadat de Belastingdienst bijvoorbeeld een boekenonderzoek heeft verricht (ja, boekenonderzoeken komen nog steeds voor). Het is me een aantal malen opgevallen dat een vergrijpboete wordt gemotiveerd met “belastingplichtige wist of behoorde te weten” dat hij een fout heeft gemaakt. Dit is te gemakkelijk en zeker onvoldoende om vol te houden dat de Belastingdienst aan zijn bewijslast heeft voldaan en in die gevallen zijn na bezwaar de boetes ook verminderd tot nihil!
Heeft de Belastingdienst jou een vergrijpboete opgelegd, laat dan altijd beoordelen of de Belastingdienst aan zijn – zware – bewijslast heeft voldaan. Is dat niet het geval, dan adviseer ik om altijd afzonderlijk bezwaar te maken tegen deze vergrijpboete. Vaak loont zo’n bezwaar.