Volgens de Kamer van Koophandel waren er op 1 januari 2020 iets meer dan 2 miljoen (!) ondernemingen ingeschreven in het Handelsregister.
Voor de Belastingdienst betekenen zoveel ondernemingen in beginsel ook net zo veel potentiële boekenonderzoeken; ik veronderstel dat de Belastingdienst met dit gevolg niet blij zal zijn. Zo is het aantal fiscale boekenonderzoeken in de jaren 2013 tot en met 2018 verminderd van ongeveer 39.000 tot bijna 20.000.
Eenvoudig becijferd kom je dan per onderneming uit op een fiscaal boekenonderzoek eens per 50 jaar ………
Het is inmiddels ook algemeen bekend dat vele ervaren medewerkers van de Belastingdienst gebruik hebben gemaakt van de riante vertrekregeling.
Ergo: steeds meer ondernemingen en steeds minder (ervaren) belastingcontroleurs.
Zie hier het grote probleem van en voor de Belastingdienst.
De Belastingdienst beschikt over steeds grotere hoeveelheden data en die data gaat hij koppelen. Dat “koppelen” gebeurt dan voor het overgrote deel door computersystemen en geavanceerde software. Die systemen nemen dus heel, heel veel werk uit handen van de medewerkers van de Belastingdienst.
Big Brother komt er dus niet aan, nee, Big Brother is al aanwezig.
Daarnaast hanteert de Belastingdienst voor zijn boekenonderzoeken/controles steeds vaker de zogenoemde statistische steekproefmethode. Deze controlemethodiek houdt in dat de Belastingdienst door middel van statistische steekproeven uit is op het ontdekken van fouten. Blijkt dan uit zo’n steekproef dat in bijvoorbeeld de salarisadministratie ooit ergens een fout is gemaakt (denk aan onder andere een verkeerd berekende reisafstand voor het woon-werkverkeer en bijbehorende reiskostenvergoeding), dan veronderstelt de Belastingdienst dat die fout bij meerdere werknemers en ook in meerdere jaren is of wordt gemaakt. Een paar gevonden fouten kunnen daarom door die extrapolatie naar andere jaren grote financiële gevolgen hebben.
Uiteraard is het mogelijk om in het verweer te komen tegen de statistische steekproefmethodiek van de Belastingdienst, maar je moet dan wel van goeden huize komen.
Een goede verweermethode kan zijn dat je als belastingadviseur/administrateur/accountant zorgt voor een Tax Control Framework. Dat wil zeggen dat je zorgt dat je voor je klant onder meer:
– continu inventariseert wat er zoal in zijn of haar administratieve processen fout kan gaan
– nagaat welke risico’s er (kunnen) zijn met betrekking tot onder meer de registratie, verwerking en interpretatie van inkoopfacturen (alles zakelijk of misschien wel een privé-element)
– zelf relevante statistische steekproeven opzet, maakt en beoordeeld en afhankelijk van de uitkomsten van die steekproef ook bepaalde zaken, werkwijzen, et cetera laat aanpassen.
De Belastingdienst heeft zelf al meerdere malen aangegeven dat hij graag toe wil naar de situatie dat de fiscale intermediairs (en dat zijn dan met name de belastingadviseur, de administrateur en de accountant) als het ware een verlengstuk worden van de Belastingdienst en hun eigen controlesystemen zo aanleggen dat het voor de Belastingdienst op eenvoudige wijze is na te gaan of een onderneming wel aan al (!) zijn of haar fiscale verplichtingen heeft voldaan.
Wat daarvan ook zij, er blijft dan toch altijd die ene vraag over: “Wie zal dat betalen?”