06-52500157 info@wisselkom.nl

Ik heb al eerder geschreven dat de toenmalige staatssecretaris van Financiën Willem Vermeend bij de presentatie van het wetsvoorstel inkomstenbelasting 2001 verklaarde dat dit een sterk vereenvoudigde inkomstenbelastingwetsvoorstel betrof. Als gevolg hiervan verwachtte hij dat vele belastingadviseurs veel minder werk zouden krijgen.

Inmiddels weten we wel beter!

De wet inkomstenbelasting 2001 heeft zich sinds 2001 ontwikkeld tot een zeer ingewikkelde en ook vaak moeilijk te doorgronden wet. Het is natuurlijk niet vreemd dat de praktijk al erg lang vraagt om een duidelijke en flinke vereenvoudiging.

Dat de wet inkomstenbelasting 2001 op onderdelen zeer ingewikkeld is, blijkt ook uit het feit dat de Belastingdienst nog recentelijk de brochure “Het echtscheidingsconvenant en de eigen woning|Fiscale aandachtspunten” heeft uitgebracht. Ook de medewerkers van de Belastingdienst constateren dagelijks dat met name de regelgeving met betrekking tot de eigen woning enorm, maar dan ook enorm ingewikkeld is (geworden) en dat belastingplichtigen en/of hun adviseurs bij dat onderdeel vele fouten maken.
Eigenlijk is het te gek voor woorden dat met betrekking tot de eigen woning zoveel fout gaat.

Vereenvoudiging van de fiscale wetgeving is dan ook bittere noodzaak; daar zijn alle partijen het zonder meer met elkaar eens.

Maar zeggen iets te willen en het dan ook doen, zijn blijkbaar twee verschillende zaken.

Inmiddels kennen we het wetsvoorstel “Wet excessief lenen bij eigen vennootschap”. Door middel van dit wetsvoorstel (mits het ook een wet wordt) probeert de regering te bereiken dat aandeelhouders zo min mogelijk geld lenen (= uit hun BV halen) van hun BV. Met name aandeelhouders met schulden aan de eigen BV, welke schulden hoger zijn dan € 500.000,–, worden getroffen door dit wetsvoorstel.
Het is de bedoeling van dit wetsvoorstel dat medewerkers van de Belastingdienst veel minder werk en “gedoe” hebben over leningen en rekening-courantverhoudingen tussen de BV en hun aandeelhouders.
Maar ook nu weer bevat dit wetsvoorstel zoveel ingewikkelde bepalingen dat ik niet verwacht dat de Belastingdienst minder tijd en moeite kwijt is aan controle van dit onderwerp; ik weet haast zeker dat het tegendeel het geval zal blijken te zijn.

Nog zo’n typisch voorbeeld: het wetsvoorstel “Wet differentiatie overdrachtsbelasting”. Dit wetsvoorstel beoogt een vrijstelling van overdrachtsbelasting voor starters op de woningmarkt. De belangrijkste eis is dat dat de koper van de woning jonger is dan 35 jaar.
Maar ja, hoe nu met deze toekomstige wetgeving (want gaat naar verwachting pas in op 1 januari 2021) om te gaan als op moment van verkrijgen van de woning één van de partners ouder is dan 34 jaar?
De belastingadviespraktijk heeft daarvoor meerdere oplossingen, waardoor het toch kan lukken om de vrijstelling van overdrachtsbelasting zo optimaal mogelijk te realiseren.
Persoonlijk vind ik het van de zotte dat deze regeling niet eenvoudiger is voorgesteld, bijvoorbeeld: wanneer (één van) de verkrijger(s) van de woning jonger is dan 35 jaar is deze verkrijging vrijgesteld van overdrachtsbelasting – punt!
Zie bijvoorbeeld ook de eenmalige vrijstelling schenkingsrecht bij schenkingen aan het kind of diens partner, waarbij één van beiden jonger dan 40 jaar moet zijn; het kan dus wel.

Anno 2020 wordt de fiscale wetgeving steeds maar ingewikkelder (ook als gevolg van EU-wetgeving en -richtlijnen) en hebben belastingadviseurs nog volop werk.