Het komt steeds vaker voor dat een werkgever (B.V.) één of meerdere werknemers voor lange(re) tijd aan zich wilt binden. Een mogelijkheid daartoe is de werknemersparticipatie. Bij participatie door werknemers gaat het in eerste instantie vaak om financiële participatie, het meedelen in de winst (en waardestijging, maar vaak wordt zoveel mogelijk dividend uitgekeerd) van de onderneming. Deze financiële participatie kan je als werkgever eventueel ook combineren/aanvullen met zeggenschapsrechten van je werknemer.
Als werkgever kan je overwegen om (een) werknemer(s) te laten participeren vanwege het:
- behouden van je medewerkers
- aantrekken van talent
- motiveren van medewerkers
- meeprofiteren van de waardeontwikkeling van je onderneming.
In praktijk blijkt echter regelmatig dat bij medewerkers het gevoel van binding op langere termijn minder is als het puur een financiële participatie zonder de zeggenschap betreft. Deze puur financiële participatie kan leiden tot winstbejag op korte termijn. Wil je als werkgever vanwege de continuïteit van je onderneming trachten een medewerker voor langere termijn aan je te binden, dan zal je (veelal) een combinatie van financiële participatie met een vorm van participatie in de zeggenschap wenselijk kunnen zijn.
De mate van zeggenschap blijft n.m.m. maatwerk. Zeggenschap moet ook in brede zin worden begrepen. Naast stemrecht kan het ook gaan om vergaderrecht, instemmingsrechten, goedkeuringsrechten etc.
Er zijn op dit moment onder meer de volgende vormen van werknemersparticipatie.
- directe deelneming in het bestaande aandelenkapitaal van de werkgever (of een dochtervennootschap)
- indirecte deelneming via certificaten van aandelen (via een stichting Administratiekantoor STAK)
- optie op aandelen
Voor haast elke participerende medewerker is van belang of en hoeveel financieel voordeel hij/zij mogelijk kan behalen. Daarvoor zal de medewerker graag willen weten (of eisen) dat hij/zij weet of en zo ja, welk dividendbeleid de werkgever heeft. Vaak is uitgangspunt bij financiële werknemersparticipatie om zoveel mogelijk dividend uit te keren, waarbij het ook gaat om een goede balans met de waardeontwikkeling van het aandeel.
Wanneer je als werkgever (B.V.) je dividendbeleid duidelijk hebt gemaakt en je dat dividendbeleid ook – zoveel mogelijk – volgt, weet de participerende medewerker/aandeelhouder wat hij/zij financieel kan verwachten en zal hij/zij daar geen problemen mee (hoeven te) hebben.
De werkgever-B.V. en de desbetreffende medewerker/participant zullen de voorwaarden waaronder kan/zal worden deelgenomen schriftelijk vastleggen. Deze schriftelijke vastlegging moet worden opgenomen in onder meer de statuten van de werkgever-B.V. en in die van een eventuele STAK en diens administratievoorwaarden.
Voor welke participatievorm je als werkgever ook kiest, je zult vooraf wel altijd de eventuele fiscale gevolgen duidelijk in kaart gebracht moeten hebben. Aan diverse varianten kleven diverse fiscale consequenties, zowel voor de onderneming als voor de werknemer of minderheidsaandeelhouder.
De volgende fiscale aspecten kunnen van – groot – belang zijn:
- Loonheffing en/of inkomstenbelasting (box 1)
- Aanmerkelijk belangheffing (box 2 en
- Vermogensrendementsheffing (box 3)
Box 1
Deze kan van toepassing zijn als bijvoorbeeld sprake is van een lucratief belang wanneer een medewerker van de werkgever-B.V. bijvoorbeeld aandelen heeft verkregen en die verkrijging van aandelen kan worden beschouwd als zijnde een beloning van diens arbeid.
Box 2
De aanmerkelijk belangheffing in box 2 (2024: 24,5% van de eerste € 67.000,– en 33% van het meerdere) is van toepassing als de werknemer/participant een aandelenbelang van minimaal 5% in het geplaatst kapitaal van de werkgever-B.V. heeft.
Bij werknemersparticipatie via een STAK is het besluit van 14 maart 2024, nr. 2024-7703 van belang. Hierin zijn voorwaarden opgenomen waaraan de certificering moet voldoen om aanmerkelijk belangheffing te voorkomen.
Box 3
Deze box komt aan de orde als niet box 1 en box 2 van toepassing zijn. In box 3 wordt thans nog uitgegaan van een jaarlijks fictief rendement van 6,04% (jaar 2024) belast tegen 36%; de daadwerkelijk ontvangen dividenden en gerealiseerde verkoopwinst worden niet in de belastingheffing betrokken.
Het zal duidelijk zijn dat werknemersparticipaties steeds vaker voorkomen, maar dat de fiscale en dus financiële gevolgen groot kunnen zijn.
Het tevoren (!) advies inwinnen bij een belastingadviseur is dan zeker aan te raden.