Een paar weken geleden vraagt een agrariër of ik met betrekking tot zijn jaarrekeningen, et cetera “eens wil meekijken”. De agrariër stuurt daartoe zijn concept-jaarrekening 2023 ter informatie naar mij. Deze concept-jaarrekening 2023 is vervaardigd door een middelgroot accountantskantoor.
De klant is inmiddels de 70 jaar gepasseerd en hij heeft geen bedrijfsopvolging. Hij verwacht dan ook dat hij binnen een paar jaar zijn bedrijf zal staken en dat hij – mede daardoor – ook zijn huis zal verkopen.
Volgens de concept-jaarrekening 2023 (en overigens de jaarrekeningen van de jaren daarvoor) is de woning in fiscale zin privévermogen, maar ……. dat geldt niet voor de ondergrond van die woning alsmede de zogenoemde siertuin, et cetera. De ondergrond van de woning en de siertuin, et cetera staan nu in de jaarrekeningen gekenmerkt als zakelijk vermogen. Althans uit de jaarrekeningen blijkt niet dat de ondergrond, et cetera privévermogen is.
Het vorenstaande houdt fiscaal in dat bij verkoop van het bedrijf de boekwinst betreffende alle bedrijfsgebouwen en de ondergrond van die gebouwen, de erf en de ondergrond van de eigen woning en de siertuin, et cetera in de heffing van inkomstenbelasting wordt getrokken.
Volgens de klant is de ondergrond van zijn woning en de siertuin, et cetera ongeveer 1.500 m². De verwachte waarde/verkoopopbrengst van die 1.500 m² is minimaal € 250.000,–.
Het maakt dan ook een groot fiscaal en financieel verschil of die € 250.000,– voor de heffing van inkomstenbelasting volledig belast is of geheel vrijgesteld is.
Op verzoek van mijn klant neem ik contact op met de fiscalist van het accountantskantoor.
Deze fiscalist bevestigt desgevraagd dat in de jaarrekeningen inderdaad geen rekening is gehouden met de ondergrond van de woning, et cetera. Hij weet ook niet wat daarvan de reden is en omdat hij in zijn digitale dossiers niet verder terug kan dan naar 2014, kan (!) hij ook niet meer nagaan òf en waarom in 1985 (het jaar van aanschaf van het agrarisch bedrijf) is besloten om de ondergrond, et cetera niet apart als privévermogen te administreren.
Overigens is de fiscalist van mening dat het fiscaal niet relevant is of en zo ja, hoeveel m² nu wel of niet in de jaarrekeningen en de aangiften inkomstenbelasting als privévermogen is aangemerkt. Bij de toekomstige verkoop van het bedrijf + onroerende goederen zullen de verkoper en de koper in de verkoopovereenkomst wel die splitsing duidelijk laten opnemen; dit is dan voldoende om de verkoopopbrengst van de ondergrond van de woning, de erf en de siertuin, et cetera fiscaal onbelast te laten worden.
Omdat ik uit eigen ervaring weet dat deze opvatting van de fiscalist van het accountantskantoor niet – altijd – door de Belastingdienst zal worden gevolgd, heb ik hem voorgesteld om:
- Nog eens in zijn (oude) dossiers na te gaan waarom een en ander is verwerkt zoals het nu is en
- Vervolgens ook met de klant in overleg te gaan of en zo ja, hoe een en ander moet worden gecorrigeerd/aangevuld in de jaarrekeningen en aangiften inkomstenbelasting en dat alles
- Om in fiscale zin zo optimaal mogelijk voorbereid te zijn op de toekomstige verkoop.
Helaas voelt de fiscalist van het accountantskantoor niets voor die suggesties en blijft hij bij zijn huidige “werkwijze”.
Weliswaar is het accountantskantoor – althans naar mijn mening – niet voldoende voorbereid op de eventuele fiscaal en dus ook financieel nadelige gevolgen van verkoop van het bedrijf van de klant, maar hopelijk is het kantoor dan wel voldoende voorbereid op een mogelijke aansprakelijkstelling door de klant.
Of zoals de Engelse auteur Jeffrey Archer eens zei: “De tijd die aan voorbereiding wordt besteed, is zelden nutteloos”.