Een adviesklant (vrouw) van mijn kantoor is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Zoals helaas vaker voorkomt, kunnen de beide voormalige partners/echtelieden maar geen overeenstemming krijgen over tal van zaken, waaronder de bepaling van de hoogte van de partneralimentatie.
Als belastingadviseur kijk je voor het overgrote deel vanaf de zijlijn toe, zeker nu alles “in handen is” van advocaten. Ik moet erkennen dat elke (echt)scheiding uniek is en dat ook ik er nog van kan leren.
In de huidige echtscheidingsprocedure komt uiteraard ook de hoogte van de partneralimentatie aan de orde; de man heeft een veel hoger inkomen dan de vrouw en het inkomen van de vrouw is te laag om zelf in haar levensbehoeften te voorzien.
In het kader van de partneralimentatie is de standaardvraag: wat is de grondslag voor de gewenste partneralimentatie?
In de Huwelijkse Voorwaarden staat onder meer de volgende bepaling:
“Wat is inkomen?
Het inkomen is dat wat een echtgenoot uit de volgende bronnen ontvangt:
– alles wat kan worden gezien als inkomen uit arbeid, zoals salaris en ander vergelijkbaar inkomen of betalingen. Het salaris van een echtgenoot met een bedrijf is een redelijke vergoeding voor de kennis, vaardigheden en arbeid aangewend voor dat bedrijf zoals bedoeld in artikel 1:95a Burgerlijk Wetboek, met uitsluiting van de waardestijging van het bedrijf of aandelen in het bedrijf die door de kennis, vaardigheden en arbeid is ontstaan [cursief door GJ].”.
De man heeft 100% van de aandelen van een B.V. en tot de bezittingen van die B.V. behoort een 5%-deelneming in een N.V. De B.V. is medeoprichter van die N.V. en een paar jaar geleden is deze N.V. – zoals dat dan wordt genoemd – “naar de beurs gegaan”. Die beursgang heeft voor een zeer forse toename van de intrinsieke waarde van dat 5%-deelnemingenpakket gezorgd.
Even in cijfers weergegeven:
- De kostprijs van die 5%-deelneming was indertijd (ruim 5 jaar geleden) € 5.000
- De waarde van die deelneming is nu ruim € 6.000.000 en naar verwachting zal die waarde de komende jaren een stijgende lijn aanhouden.
De waardestijging van die 5%-deelneming betekent ook dat de waarde van de aandelen van de B.V. van de man met een dito bedrag stijgt.
De discussie wordt dan ook of die waardestijging kan worden aangemerkt als “inkomen” omdat niet gezegd kan worden dat die volledige waardestijging is veroorzaakt door de kennis, vaardigheden en arbeid van de man.
Ik voorzie een stevige confrontatie tussen de beide advocaten.