Eindejaarstips 2013: Algemeen
Eén rekeningnummer voor alle (uit)betalingen
De Belastingdienst betaalt vanaf 1 december 2013 bedragen, zoals een teruggaaf van inkomstenbelasting of een toeslagvoorschot, uit op één rekeningnummer. Dat rekening-nummer moet wel op uw naam staan. U kunt dan niet meer een voorlopige aanslag of een toeslag door de Belastingdienst laten overmaken op andermans rekening (cessie van uw belastingvordering is dan ook niet meer mogelijk). Ontvangt u van de Belastingdienst bedragen op de gezamenlijke rekening met uw partner, dan blijft dit zo, zolang de rekening in elk geval ook op uw naam staat.
Als er door de overgang naar één rekeningnummer voor u iets verandert en u heeft niet vóór 1 maart 2014 van de Belastingdienst een brief ontvangen, geef dan zelf uw rekeningnummer aan de Belastingdienst door.
Uw administratie inrichten voor het gebruik van IBAN
Per 1 februari 2014 worden alle rekeningnummers van zowel particulieren als bedrijven vervangen door internationale rekeningnummers (IBAN). De overgang naar IBAN heeft met name voor bedrijven nogal wat voeten in de aarde. Zo zult u uw softwarepakketten en facturatiesystemen tijdig moeten aanpassen. Hetzelfde geldt uiteraard ook voor uw briefpapier en andere communicatiemiddelen waarop uw rekeningnummer staat vermeld. Wacht daarom niet langer en start met uw voorbereidingen. Kijk ook eens op de website www.overopIBAN.nl.
Controleer uw voorlopige aanslagen
Met het einde van het jaar in zicht, kunt u uw winst voor 2013 waarschijnlijk redelijk goed inschatten. De voorlopige aanslag die u aan het begin van het jaar van de Belastingdienst hebt ontvangen, kan te hoog of te laag zijn vastgesteld. Controleer daarom uw voorlopige aanslag en voorkom dat uw onderneming op dit moment te weinig of te veel belasting betaalt. Indien nodig kunt u de Belastingdienst op tijd verzoeken om een (nadere) voorlopige aanslag op te leggen. Zo voorkomt u tevens dat u onnodig belastingrente betaalt als de winst hoger uitvalt dan in eerste instantie verwacht.
De belastingrente gaat vanaf 1 april 2014 omhoog. Het percentage van de belastingrente is voor de inkomstenbelasting dan minimaal 4% en voor de vennootschapsbelasting zelfs minimaal 8%.
Het kan daarom nog belangrijker zijn om uw belastbaar inkomen of bedrag juist in te schatten om te voorkomen dat u een hoge rente betaald aan de Belastingdienst.
Voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting
U kunt om een voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting 2014 vragen als aannemelijk of te verwachten is dat de ingehouden loonbelasting hoger zal zijn dan de uiteindelijk verschuldigde inkomstenbelasting. Dit kan het geval zijn als u in 2014 aftrekposten zult hebben zoals (hypotheek)rente in verband met de eigen woning, uitgaven voor inkomensvoorzieningen (onder andere lijfrentepremies), persoonsgebonden aftrek (onder andere alimentatie) en verliezen uit werk en woning uit voorgaande jaren.
T-biljet
Is het bedrag dat u aan belasting kunt terugkrijgen groter dan de teruggaafgrens, dan kunt u een T-biljet indienen bij de Belastingdienst. U moet dit wel doen binnen vijf jaar na afloop van het kalenderjaar. De termijn voor indiening van het T-biljet 2008 eindigt dus op 31 december 2013. De teruggaafgrens voor 2013 bedraagt € 14,–, tot dit bedrag ontvangt u niets terug, alleen wanneer de totale teruggaaf hoger is, heeft u recht op die teruggaaf.
Bewaarplicht
Het opruimen en vernietigen van oude administratieve gegevens kan u niet alleen een kostenbesparing opleveren, maar ook nog eens veel opberg- of archiefruimte. U moet echter wel rekening houden met de wettelijke bewaartermijn van ten minste zeven jaar van uw administratieve gegevens. Maar als u de btw over de aankoop of verbouwing van een (bedrijfs)pand hebt teruggevraagd, moet u de btw-boekhouding tien jaar bewaren; dit in verband met de zogenoemde herzieningstermijn voor de omzetbelasting, welke termijn 10 jaar is. Permanente stukken (aktes, pensioen- en lijfrentepolissen, et cetera) mogen niet worden weggegooid.
Als u de gegevens van verkoopbonnen digitaal opslaat en deze ter beschikking kunt stellen aan de Belastingdienst, is het niet meer noodzakelijk om kassabonnen, kassarollen, et cetera op papier te bewaren. Dit geldt ook voor facturen, mits bij het scannen geen informatie verloren gaat. Het is echter te adviseren om de originele bonnen, facturen, et cetera toch te bewaren omdat de mogelijkheid aanwezig is dat de Belastingdienst ze toch wil (in)zien.
Verklaring arbeidsrelatie (VAR)
De Verklaring arbeidsrelatie (VAR) geldt maximaal voor de periode van een kalenderjaar. Hebt u nog geen VAR aangevraagd voor het jaar 2014, doe dat dan alsnog zo spoedig mogelijk. Voor opdrachtgevers kunnen de rechtsgevolgen van een VAR zich uitstrekken over een langere periode. Om te zijn gevrijwaard van inhoudingsplicht, moeten opdrachtgevers over een afschrift van de VAR (winst uit onderneming: VAR-wuo, of inkomsten uit werkzaamheden voor rekening en risico voor uw vennootschap: VAR-dga) van de opdrachtnemer – u dus – beschikken, de identiteit van de opdrachtnemer vaststellen en een kopie van het identiteitsbewijs bewaren. Ook zal de opdrachtgever zich ervan moeten vergewissen dat de uitgevoerde werkzaamheden in lijn liggen met de werkzaamheden waarvoor de VAR is afgegeven.
Als u voldoet aan bepaalde voorwaarden, dan heeft de Belastingdienst u uiterlijk half september automatisch een nieuwe VAR gestuurd voor het volgende kalenderjaar. Hebt u geen nieuwe VAR ontvangen, dan zult u – het is hiervoor al aangegeven – er zelf een voor het volgende kalenderjaar moeten aanvragen.
ONDERNEMER VOOR DE INKOMSTENBELASTING
Maak gebruik van willekeurige afschrijving
Hebt u investeringsplannen, kijk dan of u deze mogelijk nog dit jaar kunt realiseren. Investeert u namelijk in de periode 1 juli tot en met 31 december 2013 in een nieuw bedrijfsmiddel, dan mag u hier in 2013 direct tot de helft op afschrijven. Deze tijdelijke verruiming van de willekeurige afschrijving vervalt weer op 1 januari 2014. Er gelden wel twee belangrijke voorwaarden:
1. 1. Is het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar, dan kunt u alleen in 2013 eenmalig en maximaal 50% willekeurig afschrijven op het nieuwe bedrijfsmiddel. Over het restant schrijft u vervolgens normaal af.
2. 2. U moet het bedrijfsmiddel vóór 1 januari 2016 in gebruik nemen. Slechts in zéér uitzonderlijke gevallen mag hiervan worden afgeweken.
Door gebruik te maken van deze willekeurige afschrijving kunt u een liquiditeitsvoordeel behalen. U schrijft namelijk in 2013 meer af zodat uw winst lager wordt en u dus minder belasting hoeft te betalen. Dit liquiditeitsvoordeel wordt overigens in de jaren daarna weer teruggenomen, omdat u dan immers minder kunt afschrijven op het bedrijfsmiddel.
Bepaalde bedrijfsmiddelen, zoals gebouwen en immateriële activa (goodwill), zijn uitgesloten. Neemt u het bedrijfsmiddel niet gelijk in2013 in gebruik, dan moet u rekening houden met een betalingscriterium. De willekeurige afschrijving is dan niet alleen beperkt tot 50%, maar ook tot het bedrag dat u hebt betaald voor uw investering.
Benut de herinvesteringreserve
Verkoopt u een bedrijfsmiddel en behaalt u hiermee een fiscale boekwinst, dan betaalt u over deze winst inkomstenbelasting. U kunt deze belastingheffing ook uitstellen door de boekwinst te reserveren in een zogenaamde herinvesteringreserve. U moet dan wel een vervangingsvoornemen hebben. Investeert u in een nieuw bedrijfsmiddel, dan boekt u de herinvesteringsreserve af (als een “eerste afschrijving”) op de aanschafprijs van het vervangende/nieuwe bedrijfsmiddel.
De herinvesteringtermijn bedraagt maximaal drie jaar na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel hebt verkocht. Dat betekent dat als u in 2010 de boekwinst van een bedrijfsmiddel hebt toegevoegd aan de herinvesteringreserve, u nog tot 31 december 2013 de tijd hebt om in een nieuw bedrijfsmiddel te investeren. Zo niet, dan valt de boekwinst van het verkochte bedrijfsmiddel alsnog vrij en moet u hierover belasting betalen. In bijzondere gevallen is het mogelijk om de herinvesteringtermijn te verlengen. U hebt dan wel toestemming van de belastinginspecteur nodig.
Voorkom verliesverdamping
Uw fiscale bedrijfsverliezen zijn niet onbeperkt verrekenbaar met uw – al dan niet toekomstige – bedrijfswinsten. In de vennootschapsbelasting kunt u een verlies verrekenen met de belastbare winst uit het voorgaande jaar (carry-back) of met de winsten uit de komende negen jaar (carry-forward). Bent u ondernemer in de inkomstenbelasting, dan kunt u een verlies verrekenen in box 1 met positieve inkomsten uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.
Hebt u in 2004 een verlies geleden dat u nog niet heeft kunnen verrekenen, laat dit verlies dan niet ongemerkt en als het ware ongebruikt verdampen. Misschien kunt u dit jaar nog winst naar voren halen. Er zijn allerlei mogelijkheden om verliesverdamping te voorkomen. Wilt u bijvoorbeeld een bedrijfsmiddel verkopen, stel dit dan niet uit. Behaalt u door de verkoop namelijk een positieve winst uit uw onderneming, dan kunt u hiermee uw nog openstaande verliezen verrekenen.
Houd uw uren bij voor het urencriterium
Wilt u profiteren van een aantal aantrekkelijke ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek voor beginnende ondernemers en de meewerkaftrek, dan zult u moeten voldoen aan het urencriterium. Oftewel, u moet elk jaar minimaal 1.225 uren werken aan, in en voor uw bedrijf (bedrijven). Bent u niet alleen ondernemer maar bijvoorbeeld ook werknemer, dan moet u meer dan de helft van de tijd aan uw bedrijf besteden. Vergeet dus niet uw uren te administreren. Zo kunt u bij vragen of controle van de Belastingdienst in ieder geval aantonen dat u aan het urencriterium voldoet.
Voldoet u aan het urencriterium, dan bedraagt de zelfstandigenaftrek dit jaar een vast bedrag van € 7.280,– (€ 3.640,– bij AOW-leeftijd of ouder), maar maximaal het bedrag van de winst vóór ondernemersaftrek. Is uw winst te laag, dan mag u het bedrag aan niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek verrekenen in de volgende negen jaar. Voor startende ondernemers geldt – naast de zelfstandigenaftrek – een startersaftrek van € 2.123,–. De beperking dat de zelfstandigenaftrek niet meer kan bedragen dan de winst geldt niet voor een starter.
Voor de mkb-winstvrijstelling hoeft u niet te voldoen aan het urencriterium. Deze vrijstelling vermindert uw belastbare winst uit onderneming na ondernemersaftrek (zoals de zelfstandigenaftrek) met 14%.
Overweeg de overstap naar een bv
Sinds de invoering van het nieuwe bv-recht per 1 oktober 2012 is het aantal bv’s fors toegenomen. Overweegt u de bv-vorm, dan zijn de oprichting en de overstap nu eenvoudiger en is er meer maatwerk mogelijk. Wel kunt u als bestuurder of aandeelhouder eerder aansprakelijk gesteld worden voor schulden van uw bv. Bij de oprichting van een bv hoeft u niet langer een minimumkapitaal te storten van € 18.000,–. Dat maakt voor veel ondernemers de bv-vorm aantrekkelijker.
Bij de inbreng van een bestaande onderneming in de bv hoeft u ook geen accountantsverklaring meer te laten opstellen. Ook de verplichte accountantsverklaring die nodig was als u binnen twee jaar na oprichting zelf een transactie met uw bv deed, is komen te vervallen.
Hoewel de verplichte accountantsverklaring is komen te vervallen, is deze verklaring nog steeds nuttig. Bijvoorbeeld als de bv een externe financiering nodig heeft of bij overleg met de Belastingdienst.
Het antwoord op de vraag of u wel of niet moet overstappen op de bv-vorm is niet eenvoudig te geven. Bij zeer hoge winsten (vanaf ongeveer € 150.000,– per ondernemer) kan het om fiscale redenen voordeliger zijn om voor de bv-vorm te kiezen. Dit is echter lang niet altijd het geval. Daarvoor spelen te veel factoren en uw persoonlijke situatie een rol.
Voorziening
Wilt u winst uitstellen? Kijk dan of u nog een voorziening kunt vormen. Daarvoor is al voldoende dat de toekomstige uitgaven hun oorsprong vinden in feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan voor de balansdatum van 2013, en dat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat de uitgaven in de toekomst worden gedaan.
Verder geldt dat de toekomstige uitgaven ook moeten kunnen worden toegerekend aan de periode voorafgaande aan de balansdatum. Voorzieningen zijn mogelijk voor bijvoorbeeld een reorganisatie, onderhoud, saneringskosten, het verlenen van garantie op producten of jubileumuitgaven voor het personeel.
Uitstellen desinvesteringen in verband met desinvesteringsbijtelling
Voor bedrijfsmiddelen waarvoor u bij aanschaf een investeringsaftrek (kleinschaligheids-, energie- of milieu-) hebt genoten, geldt een desinvesteringsbijtelling als u deze bedrijfsmiddelen verkoopt binnen vijf jaar na aanvang van het kalenderjaar waarin de aftrek plaatsvond. De desinvesteringsbijtelling geldt ook als u iets doet wat gelijk te stellen is met verkoop. Om zo’n bijtelling te voorkomen, is het in bepaalde gevallen beter niet in 2013 te desinvesteren maar pas in 2014.
Toetsing meewerkaftrek of arbeidsbeloning voor meewerkende partner
De meewerkaftrek is, afhankelijk van het aantal door de partner in uw onderneming meegewerkte uren, een bepaald percentage van de winst. De meewerkaftrek kan alleen worden geclaimd als uw partner zonder enige vergoeding meewerkt. Hebt u wel gekozen voor een arbeidsbeloning van uw partner, dan komt die niet ten laste van de winst uit onderneming als de vergoeding lager is dan € 5.000,– op jaarbasis. Bij uw partner is de vergoeding dan niet belast.
U kunt overwegen om uw meewerkende partner een – reële – arbeidsbeloning toe te kennen.
Man-vrouwfirma
Wellicht dat voor u de man-vrouwfirma tot de mogelijkheden behoort. Door verdeling van de winst kunnen aanzienlijke progressievoordelen ontstaan en de partner kan onder voorwaarden gebruikmaken van de ondernemersfaciliteiten (zelfstandigenaftrek, startersaftrek, 14%-MKB-winstvrijstelling, dotatie aan de oudedagsreserve (OR), stakingsaftrek, et cetera). Van belang is wel dat de werkzaamheden van uw partner meer omvatten dan die ondersteunende werkzaamheden/activiteiten, welke gebruikelijk zijn tussen partners.
ONDERNEMER VOOR DE VENNOOTSCHAPSBELASTING/DGA
Leningsovereenkomst aanwezig? Dan een reguliere check-up uitvoeren
Veel dga’s lenen geld bij/van hun bv of andersom. Of dit al dan niet verstandig is, hangt af van de situatie en zal van geval tot geval anders zijn. Het spreekt voor zich dat de bv geen geld aan u uitleent als zij niet aan haar eigen verplichtingen kan voldoen. In dat geval is er namelijk geen sprake van zakelijk handelen.
Tevens is het uitermate belangrijk dat de lening geheel voldoet aan zakelijke voorwaarden. Loopt de lening al enkele jaren, dan is het verstandig om dit eens te checken.
Van een zakelijke leningsovereenkomst is sprake als deze onder andere schriftelijk is vastgelegd, in de overeenkomst een aflossingsschema is opgenomen voor het terugbetalen van de lening en er een zakelijke rente is afgesproken. Bovendien moeten er voldoende zekerheden zijn of worden gesteld. Uiteraard moeten beide partijen (u en de bv) zich houden aan de afspraken zoals deze zijn vastgelegd in de leningsovereenkomst.
Teneinde goed te kunnen beoordelen of u zakelijk handelt of heeft gehandeld, ga dan na of aan de volgende twee voorwaarden is of wordt voldaan:
1. Zou de bv een dergelijke leningsovereenkomst ook aangaan met een onafhankelijke derde?
2. Kan ik als dga met mijn inkomen en vermogen ook een dergelijke lening (dus met de desbetreffende voorwaarden) afsluiten bij de bank?
Wanneer u beide vragen positief kunt beantwoorden, mag u er vooralsnog van uit gaan dat sprake zal zijn van zakelijk handelen.
Stel een dividenduitkering uit tot volgend jaar
Heeft uw bv voldoende overtollige liquide middelen om aan u een dividend uit te keren, wacht dan nog even tot 2014. Dan gaat het box 2-tarief namelijk voor een jaar omlaag met 3%. Het belastbaar inkomen (bruto-dividend) dat u in 2014 uit aanmerkelijk belang geniet, is dan belast tegen een tarief van 22% in plaats van 25%, voor zover dat inkomen/dividend niet hoger is dan € 250.000,–.
Voordat uw bv dividend kan/mag uitkeren, zal er een verplichte uitkeringstoets moeten worden uitgevoerd om te bepalen of de bv ook na de dividenduitkering aan haar verplichtingen kan blijven voldoen. Een extra waarschuwing is op zijn plaats als u ook pensioen in eigen beheer opbouwt. Om te bepalen of er voldoende vermogen in de bv overblijft na de dividenduitkering, moet gekeken worden naar de commerciële waarde en niet naar de fiscale waarde van de pensioenverplichting op de balans.
De Belastingdienst is hier zeer stringent in en in de praktijk is al gebleken dat met name de Belastingdienst erg moeilijk doet of kan doen over – te – hoge dividenduitkeringen.
Ontvoeging uit fiscale eenheid op verzoek
Wilt u per 1 januari 2014 een of meer vennootschappen uit een bestaande fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting ontvoegen? Zorg er dan voor dat het verzoek tot ontvoeging uiterlijk op 31 december 2013 bij de Belastingdienst is ingediend.
Terbeschikkingstellingsregeling (box 1)
Als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden wordt aangemerkt het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan:
• de onderneming of werkzaamheid van een verbonden persoon;
• de eigen aanmerkelijkbelangvennootschap of de aanmerkelijkbelangvennootschap van
een verbonden persoon (vaak uw partner of minderjarig kind).
Ga na of een dergelijke relatie in 2013 bestaat of heeft bestaan. Denk daarbij ook aan rekening-courantverhoudingen, optierechten of het aan uw bv verhuren of ter beschikking stellen van een werkruimte in de eigen woning.
Vordering op uw bv (inclusief rekening-courant)
Als de dga een vordering heeft op zijn eigen bv, is de zogenoemde terbeschikkingstellingsregeling van toepassing. In beginsel worden de voordelen belast in box 1. Een uitzondering is gemaakt voor de situatie dat gedurende het gehele kalenderjaar het saldo van de rekening-courant nooit hoger is geweest dan € 17.500,–, waarbij de bv tevens geen rente in aanmerking neemt. Deze situatie bespaart een hoop administratieve rompslomp. Zorg er in andere situaties voor dat de voorwaarden zakelijk zijn, anders zou een eventueel afwaarderingsverlies wel eens niet aftrekbaar kunnen zijn.
Borgstellingsprovisie bedingen bij bv
Staat u als dga met uw privévermogen borg voor een door de bank aan uw bv verstrekte lening, dan moet u hiervoor een zakelijke borgstellingsvergoeding bedingen bij uw bv (u moet immers zakelijk handelen). De bank kan u immers in privé aanspreken om de schuld, inclusief rente, te betalen als de bv hiertoe niet in staat is.
De vergoeding voor de borgstelling wordt beschouwd als een voordeel volgens de terbeschikkingstellingsregeling en belast als resultaat uit overige werkzaamheden in box 1. De bv kan de vergoeding overigens gewoon als kostenpost van haar bedrijfsresultaat aftrekken.
AUTO
Verklaring geen privégebruik auto werknemer? Blijf op de hoogte
Hebt u als werkgever van uw werknemer een “Verklaring geen privégebruik auto” ontvangen, dan hoeft u geen fiscale bijtelling meer toe te passen. De werknemer verklaart hiermee dat hij met de auto op jaarbasis niet meer dan 500 privékilometers gaat rijden. De verklaring werkt voor u als werkgever als een soort vrijwaring. Mocht achteraf blijken dat de werknemer toch meer privékilometers heeft gereden, dan krijgt niet u als werkgever, maar de werknemer zelf een naheffingsaanslag met een zeer forse boete.
Dit is alleen anders als u weet dat u de bijtelling onterecht niet toepast. U weet bijvoorbeeld dat de werknemer toch meer privékilometers rijdt. Vanaf 1 januari 2012 geldt er reeds een zwaardere informatieverplichting. Is er sprake van onjuistheden of onvolledigheden, dan moet u uit eigen beweging de Belastingdienst hiervan op de hoogte stellen.
Vergeet niet de “Verklaring geen privégebruik auto” bij uw (loon)administratie te bewaren. Zolang er geen wijzigingen zijn, blijft de verklaring geldig. In november ontvangt uw werknemer een brief van de Belastingdienst waarmee hij wijzigingen kan doorgeven. Informeer hiernaar bij uw werknemer en administreer eventueel ook het wijzigingsformulier. Zo bent u er in ieder geval op tijd van op de hoogte of u volgend jaar wel of geen rekening moet houden met een bijtelling.
Voorkom bijtelling met rittenregistratie
Het is mogelijk dat u op jaarbasis niet meer dan 500 km privé met de auto gaat of zult rijden. Wilt u geen bijtelling wegens privégebruik (personen)auto, dan moet u dit kunnen aantonen door middel van bijvoorbeeld een – sluitende – rittenregistratie. In de rittenregistratie moet u niet alleen een aantal basisgegevens vermelden, maar ook de gegevens per rit.
Basisgegevens:
- het merk van de auto;
- het type auto;
- het kenteken van de auto;
- de periode waarin u de auto heeft gebruikt;
- de ritgegevens.
Gegevens per rit:
- de datum;
- de begin- en de eindstand van de kilometerteller;
- het vertrek- en het aankomstadres;
- de privé-omrijkilometers, als tijdens een rit zowel zakelijke als privékilometers worden gereden.
Voldoet uw rittenregistratie niet, dan krijgt u alsnog te maken met de bijtelling, tenzij u op een andere manier kunt aantonen dat u op jaarbasis niet meer dan 500 km privé hebt gereden. De Belastingdienst legt dan een naheffingsaanslag op. Daarnaast kan de Belastingdienst ook een boete opleggen van – maximaal – € 4.920,–.
Voor de bestelauto van de onderneming die u uitsluitend zakelijk gebruikt, kunt u bij de Belastingdienst een “Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto” indienen. U hoeft dan geen rittenregistratie bij te houden. Dat kan echter alleen als er met de bestelauto ook echt 0 km privé wordt gereden. De “Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto” kunt u ook namens uw werknemer, die met de bestelauto van de zaak niet privé rijdt, indienen.
Investeer nog dit jaar in een milieuvriendelijke auto
Hoe milieuvriendelijker, hoe lager de mogelijke bijtelling. Hoeveel de bijtelling precies is, hangt af van de CO2-uitstoot van de auto, de brandstof en het moment waarop voor het eerst een kenteken is afgegeven voor de auto. Elk jaar worden de normen strenger. Hoeveel bijtelling voor u van toepassing is, hangt af van de periode wanneer voor het eerst een kenteken is afgegeven:
vóór 1 juli 2012
na 30 juni 2012 en voor 1 januari 2013
in 2013
in 2014
in 2015
Wanneer u overweegt over te gaan tot de aanschaf van een nieuwe zakelijke auto en u wilt u in 2014 fiscaal voordelig rijden, dan loont het de moeite om nog dit jaar (2013) uit te kijken naar een model dat voldoet aan de CO2-normen voor de bijtelling van 14% en 20%.
In 2013 kunt u in de 14%-categorie vallen wanneer u een niet-dieselauto koopt die minder dan 96 gr/km uitstoot (in 2014 < 88 gr/km) of in de 20%-bijtelling wanneer u een niet-dieselauto koopt die een uitstoot heeft tussen 96 en de 124 gr/km (in 2014 tussen 89 en 117 gr/km). Wanneer uw auto een hogere uitstoot heeft dan de 20%-categorie, valt u automatisch in de hoogste bijtellingscategorie van 25%.
Voor dieselauto’s zijn de cijfers als volgt:
14%: minder dan 89 gr/km (in 2014 minder dan 86 gr/km)
20%: tussen de 89 en 112 gr/km uitstoot (in 2014 tussen de 86 en 111 gr/km).
De lage bijtelling gaat in op het moment dat het kenteken van de auto voor het eerst op naam wordt gesteld. Wees dus op tijd met uw beslissing om een zuinige auto aan te schaffen in verband met levertijden van nieuwe auto’s.
De aangeschafte auto blijft het bijtellingspercentage bij aanschaf houden voor een periode van zestig maanden. Aan het eind van die periode wordt bekeken of de auto tegen de dan geldende CO2-grenzen opnieuw voor een verlaagd bijtellingspercentage in aanmerking komt.
Er bestaat ook een 0%-bijtellingscategorie. Het moet dan wel gaan om een auto , welke wordt aangeschaft vóór 2014 en die niet meer dan 50 gr/km aan CO2 uitstoot. Wordt het kenteken pas afgegeven in 2014, dan geldt een bijtellingspercentage van 7%. Voor een nieuwe, volledig elektrische auto bedraagt de bijtelling in 2014 4%.
Bent u ondernemer in de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting, dan kunt u een extra voordeel behalen als u een zakelijke elektrische auto aanschaft. Voor een dergelijke auto komt u namelijk in aanmerking voor de Milieu-investeringsaftrek.
Motorrijtuigenbelasting
De CO2-uitstoot van uw auto is ook belangrijk voor de motorrijtuigenbelasting. Vanaf 1 januari 2014 zijn er nieuwe regels voor de vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting. Per die datum geldt de vrijstelling alleen nog maar voor personenauto’s waarvan de CO2-uitstoot niet hoger is dan 50 gr/km. Het maakt daarbij niet uit wat voor motor de personenauto heeft.
Eigen bijdrage voor de auto van de zaak
Hebt u met uw werknemer afgesproken dat u bepaalde kosten zelf moet betalen, regel het dan zo dat u deze kosten betaalt aan uw werkgever. Alleen de kosten voor het privégebruik die u aan uw werkgever hebt betaald, komen in mindering op de bijtelling voor het privégebruik van de auto. De werkgever kan eventueel zelf de kosten die u bent verschuldigd voor privégebruik aan een derde betalen.
EIGEN WONING
Informatieplicht bij lening voor eigen woning
Leent u geld van de bv voor uw eigen woning, dan is de door u betaalde rente aftrekbaar in box 1 onder de eigenwoningregeling. Bij de bv is de ontvangen rente belast. Met ingang van 1 januari 2013 gelden er nieuwe regels voor de hypotheekrenteaftrek. Voor een nieuwe hypotheek is alleen nog renteaftrek mogelijk als deze in dertig jaar en ten minste volgens een annuïtair schema volledig wordt afgelost.
Hebt u dit jaar voor uw woning een nieuwe (hypothecaire) lening afgesloten bij uw eigen bv, dan moet u volgend jaar de gegevens over deze lening doorgeven aan de Belastingdienst. U moet dit doen met het formulier “Opgaaf lening eigen woning”. Dit formulier is te downloaden van de website van de Belastingdienst.
Alleen als u de gegevens hebt doorgegeven, mag u de hypotheekrente in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting. Het formulier “Opgaaf lening eigen woning” moet worden verstuurd bij het doen van de aangifte inkomstenbelasting 2013, maar in elk geval vóór 1 januari 2015. Is er een wijziging in de lening, dan moet u ook dit doorgeven en wel binnen één maand na het einde van het jaar waarin de wijziging plaatsvond.
Let op: Hoeft u niet verplicht af te lossen om (hypotheek)rente in aftrek te brengen, bijvoorbeeld omdat u de lening al vóór 1 januari 2013 heeft afgesloten bij uw bv, dan hoeft u in dat geval geen gegevens aan de Belastingdienst door te geven.
Betaal hypotheekrente vooruit
Betaalt u belasting in box 3, dan kan het verstandig zijn om alvast hypotheekrente van volgend jaar vooruit te betalen. Hiermee vermindert u de belasting die u moet betalen over uw vermogen (box 3). Ook als u volgend jaar in een lager belastingtarief valt, kan het verstandig zijn om dit jaar alvast hypotheekrente vooruit te betalen. U hebt dan nu wat extra renteaftrek tegen een hoger tarief.
Vooruitbetalen kan alleen als u de spelregels in acht neemt. Zo moet de rente die u in 2013 vooruitbetaalt betrekking hebben op de eerste zes maanden van 2014. Betaalt u voor meer maanden vooruit, dan is de vooruitbetaalde rente niet aftrekbaar in 2013. Deze rente wordt dan evenredig verdeeld over de kalendermaanden waarop de rentebetaling betrekking heeft. Overleg ook met de hypotheekverstrekker of vooruitbetaling van rente wel mogelijk en/of toegestaan is; denk hierbij bijvoorbeeld ook aan boeterente, welke u verschuldigd kunt worden.
Wanneer u hypotheekrente vooruitbetaalt, kan het zijn dat u in een bepaald jaar voldoet aan de voorwaarden voor aftrek vanwege geen of een kleine eigenwoningschuld (u betaalt dan namelijk minder rente dan het eigenwoningforfait). Echter, de Belastingdienst verbiedt in een dergelijke situatie het gebruik van deze faciliteit.
Hebt u nog maar een lage hypotheekschuld, dan kan het verstandig zijn om de hypotheek af te lossen. Dit is vaak het geval als de aftrekbare hypotheekrente minder is dan het eigenwoningforfait en u daarnaast uiteraard – veel – vermogen in box 3 hebt. Een en ander is echter ook afhankelijk van het rendement dat u behaalt op box 3-vermogen en de mogelijkheid om een bestaande hypotheek boetevrij af te lossen.
Aftrek onderhoudskosten monumentenwoning
Als u in een monumentenwoning woont of een dergelijke woning bezit, is nog maar 80% van de onderhoudskosten van de monumentenwoning aftrekbaar. De drempel om voor aftrek in aanmerking te komen is vanaf 2012 vervallen, evenals de mogelijkheid tot aftrek van de eigenaarslasten en afschrijvingen. Voor 2013 geldt nog een overgangsregeling voor onderhoudskosten waartoe vóór 1 januari 2012 reeds onherroepelijke verplichtingen waren aangegaan.
PENSIOEN/LIJFRENTE/LEVENSLOOP
Extra korting bij opname levenslooptegoed dit jaar
Neemt u deel aan de levensloopregeling en was het tegoed op uw levenslooprekening op 31 december 2011 € 3.000,– of meer, dan kunt u blijven doorsparen in de regeling tot 1 januari 2022. Vanaf 2012 bouwt u echter geen levensloopverlofkorting meer op.
Besluit u nog dit jaar het volledige tegoed in één keer op te nemen, dan betaalt u belasting over 80% van het tegoed dat op 31 december 2011 (!) op de rekening stond. Het tegoed dat u hebt opgebouwd vanaf 1 januari 2012 is wel volledig belast. U mag zelf weten waaraan u het tegoed besteedt. De eis dat het levenslooptegoed alleen kan worden opgenomen voor verlof, is komen te vervallen.
U kunt het gespaarde bedrag op de levenslooprekening nog in 2013 ook in delen opnemen. Dit is echter minder voordelig. U betaalt dan belasting over 100% van het levenslooptegoed dat u vóór het laatste deel opneemt. Slechts voor het laatste deel van het levenslooptegoed dat u opneemt, geldt dat de belasting wordt berekend over 80% van dit tegoed.
Neemt u uw volledige tegoed in 2013 op, dan kunt u niet meer bijstorten op de levenslooprekening. De levensloopregeling is dan voor u definitief beëindigd.
Pas uw pensioencontract op tijd aan
Met ingang van 1 januari 2014 gaat de pensioenrichtleeftijd voor het pensioen omhoog van 65 naar 67 jaar. De jaarlijkse pensioenopbouw gaat dan omlaag. De verhoging van de pensioenrichtleeftijd en de verlaging van de jaarlijkse pensioenopbouwpercentages hebben ook gevolgen voor uw pensioen wanneer u dit in eigen beheer bij uw bv opbouwt. De pensioenovereenkomst die u hebt afgesloten met uw bv moet worden aangepast. Dit moet voor 1 januari 2014 zijn gebeurd.
Aanpassing van uw pensioenovereenkomst hoeft niet als uw pensioenopbouw is stopgezet vóór 1 januari 2014 of als uw pensioen al is ingegaan.
Stamrecht met voordeel op te nemen
Hebt u in het verleden ooit een ontslagvergoeding (“Gouden handdruk”) ontvangen in de vorm van een lijfrente (“Stamrecht”) en deze ondergebracht bij uw bv, een bank, beleggingsinstelling of een verzekeraar, dan kunt u deze nu niet in een keer opnemen. Onder de ‘stamrechtvrijstelling’ mag u op dit moment het stamrecht alleen in de vorm van periodieke uitkeringen ontvangen. In 2014 komt daar verandering in. U krijgt dan de mogelijkheid om de stamrechtaanspraak in één keer op te nemen zonder revisierente van 20% over de waarde van dit stamrecht. Doet u dat in 2014, dan krijgt u een extra korting waardoor u belasting betaalt over 80% van de uitkering, waarbij de uitkering gelijk moet zijn aan de opgebouwde aanspraken. Neemt u het stamrecht in 2015 of later in één keer op, dan betaalt u wel inkomstenbelasting over 100% van de uitkering.
U bent overigens niet verplicht om uw bestaande stamrecht in één keer op te nemen. Voor bestaande stamrechten blijft de stamrechtvrijstelling gewoon gelden.
Laat u goed informeren of het voor u aantrekkelijk is om de stamrechtaanspraak in 2014 in één keer op te nemen. U krijgt dan wel een korting, maar u moet nog steeds over een fors bedrag en afhankelijk van de hoogte van de uitkering afrekenen tegen een toptarief van 52% inkomstenbelasting.
Op dit moment is het overigens nog onduidelijk of banken en verzekeraars mee willen werken aan het in één keer opnemen van het stamrecht. Is het stamrecht ondergebracht bij uw bv, dan zal dit minder problemen opleveren. Het is echter maar de vraag of ook in dat geval opname van de stamrechtaanspraak in één keer mogelijk is. Vaak zit het stamrechtkapitaal namelijk vast in de bv. en kan/zal de Belastingdienst aanvullende, zware bezwaren hebben als in die bv ook een pensioenverplichting jegens bijvoorbeeld de DGA zit.
Uw pensioen-bv heeft het financieel moeilijk en kan misschien niet – nu en/of in de toekomst – aan haar pensioenverplichtingen jegens de DGA voldoen
De economische crisis is nog niet voorbij. Het is daarom niet ondenkbaar dat uw (pensioen-)bv hier onder te lijden heeft. Er kan met betrekking tot de pensioenverplichtingen zelfs sprake zijn van onderdekking door wellicht jarenlange tegenvallende beleggings- en ondernemingsverliezen. De opgebouwde pensioenaanspraken in eigen beheer mogen in dat geval echter niet zomaar zonder fiscale gevolgen worden verminderd.
Als er echter sprake is van een onderdekking (dekkingsgraad minder dan 75%) door reële beleggings-en ondernemingsverliezen, dan is het vanaf dit jaar mogelijk om toch op de pensioeningangsdatum eenmalig een vermindering van de pensioenaanspraken toe te passen. De voorwaarden zijn echter bijzonder streng en uitgebreid. Zo mag bijvoorbeeld de te lage dekkingsgraad niet zijn ontstaan doordat uw bv aan u dividenduitkeringen heeft verricht.
Hoge aftrekpost bv door inkoop pensioen
Wanneer u als dga in het verleden onvoldoende pensioen hebt opgebouwd vóór indiensttreding bij de eigen bv, dan kunt u dit soms herstellen door binnen de huidige pensioenregeling bij de bv pensioen in te kopen. Dit is mogelijk voor dienstjaren van voor 8 juli 1994 (na deze datum is waardeoverdracht van pensioen mogelijk). U koopt dan als het ware extra dienstjaren in en bouwt over deze extra-dienstjaren dan “gewoon” pensioenrechten op.
De rechter heeft in het verleden een inkooplast met betrekking tot vijftien jaar diensttijd toegestaan. Op deze manier kan een aanzienlijke aftrekpost ontstaan voor de bv. Hierbij moet wel worden bedacht dat de aftrekpost bij de bv tegen een relatief laag tarief van 20% of 25% wordt vergolden, terwijl uw toekomstige pensioentermijnen progressief worden belast. Inkomsten genieten in de vorm van dividend is soms goedkoper en in elk geval flexibeler.
WERKGEVER/WERKNEMER
Uw – fiscaal – gebruikelijk loon
Volgens de huidige regels hoort u dit jaar bij een voltijds dienstverband vanuit uw bv een gebruikelijk loon te ontvangen van minimaal € 43.000,–. Nu kan dit, afhankelijk van uw situatie, lager uitvallen. De bewijslast voor een lager gebruikelijk loon ligt bij u. U en de bv moeten kunnen aantonen dat in het economisch verkeer een lager loon gebruikelijk is.
Het gebruikelijk loon kan ook hoger zijn dan € 43.000,–, iets waar de praktijk zich niet altijd bewust van is. Dit is het geval als bij soortgelijke dienstbetrekkingen – waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt – een hoger loon gebruikelijk is. U moet het salaris dan stellen op 70% van dit hogere gebruikelijk loon. U hebt dus een marge van 30%, oftewel uw loon mag niet meer dan 30% afwijken van het hogere gebruikelijk loon.
Er zijn plannen om de marge van 30% op het gebruikelijk loon vanaf 2015 te verlagen naar mogelijk 10%. Dat kan voor u in 2015 dus een verplichte fiscale salarisverhoging betekenen.
Dividend in plaats van loon
Wilt u dit jaar aan uzelf nog extra loon uitbetalen, dan is de keuze voor een dividenduitkering een fiscaal aantrekkelijker alternatief. Over extra loon wordt in 2013 maximaal 52% inkomstenbelasting geheven, terwijl op een dividenduitkering ten laste van de lopende jaarwinst een gecombineerde inkomsten- en vennootschapsbelastingdruk van 40% tot maximaal 43,75% rust.
Ook volgend jaar werkgeversheffing hoge lonen
De voor dit jaar geldende werkgeversheffing over hoge lonen, ook wel crisisheffing genoemd en welke crisisheffing eenmalig (!) zou zijn, komt volgend jaar nog een keer terug. Wel heeft het kabinet beloofd dat dit een eenmalige terugkeer is en dat de crisisheffing dus niet structureel wordt. Desalniettemin moet u als werkgever voor elke werknemer die dit jaar een loon heeft van meer dan €150.000,–, in2014 over het meerdere wederom 16% belasting (eindheffing) betalen en u mag deze crisisheffing niet verhalen op uw werknemer. Het gaat daarbij om het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking over het hele jaar 2013, dus inclusief alle structurele en incidentele beloningen en dus ook inclusief de bijtelling auto.
Afdrachtvermindering onderwijs wordt subsidieregeling
De afdrachtvermindering onderwijs verdwijnt met ingang van volgend jaar. Hiervoor in de plaats komt vanaf 1 januari 2014 de subsidieregeling praktijkleren. Biedt u leerwerkplekken aan, dan is het verstandig hier nu alvast rekening mee te houden, want niet voor alle leerling-werknemers hebt u dan recht op subsidie. Voor sommige bestaande leer-werktrajecten geldt een overgangsregeling.
U kunt straks subsidie krijgen voor een leer-werkplek voor leerlingen in het mbo die een beroepsbegeleidende leerweg volgen (BBL) en studenten die een hbo-opleiding volgen in de techniek (inclusief agro), bestaande uit een combinatie van leren en werken. Ook voor werknemers aan wie maatschappelijk de meeste behoefte bestaat, zoals studenten, onderzoekers, ontwerpers en promovendi in bepaalde vakgebieden, kunt u subsidie krijgen.
Voor bepaalde doelgroepen, zoals mbo-studenten die een beroepsondersteunende leerweg (BOL) volgen of vmbo-leerlingen die een leer-werktraject doen, komt u niet in aanmerking voor de subsidieregeling praktijkleren.
Al vanaf 1 januari 2011 kunnen werkgevers gebruik maken van de Werkkostenregeling. Tot nu toe hebben nog maar weinig werkgevers de overstap naar de Werkkostenregeling gemaakt, want de Werkkostenregeling is namelijk nog niet verplicht. De verplichte invoering is nu zelfs uitgesteld van 2014 naar 2015. Ook volgend jaar mag u dus nog kiezen voor het oude systeem van (vrije) vergoedingen en verstrekkingen in de loonsfeer.
Ondanks dat u nog de keuze hebt, is het verstandig om u nu al te verdiepen in de Werkkostenregeling, want de overstap naar de regeling vergt nogal wat administratieve en soms ook juridische voorbereiding. Bovendien kan het in uw geval wellicht voordelig zijn om al volgend jaar over te gaan op de Werkkostenregeling. Om uw keuze voor 2014 te bepalen, kunnen de volgende vier stappen u mogelijk op weg helpen:
- Inventariseer alle vergoedingen en verstrekkingen. De gegevens vindt u terug in bijvoorbeeld uw financiële administratie, het personeelshandboek, individuele arbeidscontracten en aanvullende arbeidsvoorwaarden.
- Deel de kosten in: wat valt onder de vrije ruimte? Dit is 1,5% van de totale fiscale loonsom, wat u mag gebruiken voor onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan uw werknemers. Zijn er bepaalde vergoedingen of verstrekkingen die onder de gerichte vrijstelling vallen of is wellicht een nihilwaardering van toepassing?
- Bepaal de fiscale loonsom. Hier moet u uitgaan van een schatting. Wellicht hebt u al aardig in kaart waar het totale fiscale loon eind 2013 op uitkomt.
- Overleg op tijd met uw werknemers en – indien aanwezig – de ondernemingsraad. Het kan zijn dat u door de Werkkostenregeling bestaande arbeidsvoorwaarden moet aanpassen. In de meeste gevallen hebt u hiervoor toestemming nodig van uw werknemers. Overleg is dan ook geboden. Sluit u een nieuw arbeidscontract af, houd dan alvast rekening met de komst van de Werkkostenregeling.
OMZETBELASTING
Geef een btw-schuld op
Hebt u op de balans nog een btw-schuld staan over de periode 2008 tot en met 2012, meldt deze schuld dan zo snel mogelijk bij de Belastingdienst middels een “Suppletie omzetbelasting”. Op die manier voorkomt u dat heffingsrente en boete verder oplopen.
De Belastingdienst is op dit moment druk bezig om de aangifte inkomstenbelasting of de aangifte vennootschapsbelasting van ondernemers te vergelijken met de ingediende btw-aangiften. Blijkt hieruit dat er nog een btw-schuld over voorgaande jaren openstaat, dan ontvangt u van de Belastingdienst een brief waarmee u de aangiftegegevens kunt controleren, vóórdat er een aanslag aan u wordt opgelegd.
Laatste btw-aangifte en het privégebruik bedrijfsauto
Wanneer u als ondernemer de auto van de zaak ook privé gebruikt, dan moet u voor de btw met dit privégebruik rekening houden. De eventueel verschuldigde btw geeft u aan en betaalt u bij de laatste btw-aangifte van het jaar.
De regel is als volgt. Gebruikt u de auto van de zaak ook privé, dan kunt u de btw op de aanschaf, eventuele leasekosten, het onderhoud en het gebruik aftrekken voor zover u de auto gebruikt voor belaste omzet. Omdat u de auto ook privé gebruikt, moet u over het privégebruik btw betalen. U kunt daarvoor gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Voor de btw-heffing over het privégebruik gaat u dan uit van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.
Voor de auto, die vijf jaar (inclusief het jaar van ingebruikneming) in de onderneming is gebruikt en tot uw bedrijfsvermogen hoort, geldt een lager forfait van 1,5%.
Hebt u bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek gebracht, dan mag u voor de berekening van het privégebruik eveneens uitgaan van 1,5%.
U hoeft geen gebruik te maken van de forfaitaire regeling. U mag namelijk ook btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan soms voordeliger zijn dan de forfaitaire regeling. U moet dan wel een sluitende kilometeradministratie bijhouden. Met andere woorden: de bewijslast is dan voor u moelijker.
Vergoeding kosten aan personeel en tenaamstelling factuur (btw)
Een ondernemer geniet alleen aftrek van btw als de prestatie aan hem is verricht. Het is daarom in principe vereist dat het contract voor de desbetreffende aankoop en de bijbehorende factuur op zijn naam staan. Bij aankopen tot € 100,– kan overigens een vereenvoudigde factuur volstaan (hierop hoeven onder meer geen gegevens van de afnemer te staan). Dit speelt onder andere bij het vergoeden van zakelijke uitgaven die de werknemer voor zijn werkgever doet.
Om het recht op aftrek van btw van de werkgever te behouden, moeten contract en factuur op naam van de ondernemer (de werkgever) zijn gesteld. Dat geldt dus ook voor brandstofbonnen, zij het dat hiervoor is toegestaan dat de ondernemer op andere wijze kan worden geïdentificeerd (bijvoorbeeld via girale betaling of een tankpasnummer).
Als de werknemer de betrokken inkopen (deels) gebruikt voor privédoeleinden, is in zoverre sprake van loon in natura en kan een btw-correctie nodig zijn.
Niet alle btw op te vergoeden kosten is aftrekbaar. Zo stelt de Belastingdienst zich op het standpunt dat voor de vaste telefoon bij de werknemer thuis in principe geen btw-aftrek mogelijk is.
Debiteur betaalt u niet
Als een debiteur u niet betaalt, kunt u onder omstandigheden de btw terugvragen die u eerder hebt afgedragen aan de Belastingdienst. U moet hiertoe een apart verzoek indienen bij de Belastingdienst binnen één maand na het aangiftetijdvak waarin duidelijk is dat uw debiteur de factuur niet meer zal betalen.
Let op: als u afspraken maakt met uw debiteur over de betaling van de factuur, kan het zijn dat uw vordering wordt omgezet in een lening. In geval van een lening kunt u geen teruggaafverzoek indienen bij de Belastingdienst. Alvorens u een betalingsregeling voorstelt, dient u dus goed na te gaan of uw debiteur uiteindelijk aan zijn verplichtingen zal voldoen of niet.
Kleineondernemersregeling in de btw
Als de btw die u na aftrek van voorbelasting per saldo over 2013 bent verschuldigd niet hoger is dan € 1.883,–, komt u in aanmerking voor de kleineondernemersregeling. Op grond hiervan hoeft u (een deel van) de verschuldigde btw in het geheel niet aan de Belastingdienst te voldoen. Deze “korting” wordt dan wel aangemerkt als “winst” voor de inkomstenbelasting en kan dus tot gevolg hebben dat u daarover inkomstenbelasting verschuldigd wordt.
Deze regeling geldt alleen voor ondernemers/natuurlijke personen die in Nederland wonen of zijn gevestigd. Als de op jaarbasis verschuldigde btw minder bedraagt dan € 1.345,–, kunt u de Belastingdienst zelfs verzoeken om een ontheffing van de administratieve verplichtingen, zoals de boekhoud-, factureer- en BTW-aangifteplicht. Bij toekenning van dit verzoek zal de Belastingdienst aangeven welke voorwaarden hiervoor gelden.
VERMOGEN GIFT/SCHENKING/TESTAMENT/HUWELIJK
Einde notariële akte voor periodieke giften
Bent u van plan om periodiek een bedrag te schenken aan een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) of een vereniging met minimaal 25 leden, stel dit dan nog even uit tot volgend jaar. Vanaf 1 januari 2014 vervalt namelijk de verplichte notariële akte voor de aftrekbaarheid van de gift in de inkomstenbelasting en dat levert u een besparing op van notariskosten. De periodieke gift is vanaf volgend jaar ook aftrekbaar als deze wordt vastgelegd in een schenkingsovereenkomst tussen de gevende en de ontvangende partij. Wel blijft gelden dat een periodieke gift alleen aftrekbaar is als deze een looptijd heeft van minimaal vijf jaar (of eindigt bij eerder overlijden).
Schenkt u aan een culturele ANBI, dan mag u uw gift voor de berekening van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting verhogen met 25%. Deze verhoging kan maximaal € 1.250,– zijn.
Belastingvrij schenken nog aantrekkelijker
Uw vermogen moet u op een gegeven moment overdragen. Schenken bij leven (“de warme hand”) is nog altijd voordeliger dan vererven bij overlijden (“de koude hand”). Zeker als u handig gebruik maakt van de vrijstellingen in de schenkbelasting. Dit jaar mag u aan uw kinderen belastingvrij een bedrag schenken van € 5.141,–. Is uw zoon of dochter tussen de 18 en 40 jaar, dan kunt u eenmalig belastingvrij een bedrag schenken van € 24.676,–. Dit kan ook als uw kind zelf ouder is dan 40 jaar, maar zijn of haar partner die leeftijd nog niet heeft bereikt.
Deze eenmalig verhoogde vrijstelling voor kinderen van 18 tot 40 jaar kan vervolgens nog verhoogd worden tot € 51.407,– als uw kind het geld gebruikt voor de eigen woning of om een dure studie te betalen. Er gelden wel aanvullende voorwaarden.
Van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 geldt er zelfs een hogere vrijstelling als het gaat om een schenking voor de eigen woning. In plaats van het hiervoor vermelde plafond van € 51.407,–, geldt tijdelijk een vrijstelling van maximaal € 100.000,–, mits het bedrag wordt gebruikt voor de eigen woning of voor de aflossing van een hypotheekschuld. Ook de leeftijdsgrens en de vereiste relatie tussen schenker en ontvanger vervallen tijdelijk. Iemand mag dus ook een schenking (maximaal € 100.000,–) voor de eigen woning ontvangen van een ander familielid of van een willekeurige derde. Tot slot mag de schenking ook worden gebruikt voor gehele of gedeeltelijke aflossing van de restschuld/
Schenking aanmerkelijk belang (box 2)
In de inkomstenbelasting kunt u bij schenking van een aanmerkelijk belang (in essentie 5% of meer van de aandelen, opties of winstbewijzen) in een vennootschap die een materiële onderneming drijft, gebruikmaken van een fiscale doorschuiffaciliteit.
Ook zijn er voorwaarden verbonden aan de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor de schenk- en erfbelasting bij schenking of vererving van ondernemingsvermogen of een aanmerkelijk belang in een vennootschap die een materiële onderneming.
Schenking onder schuldigerkenning
De schuldigerkenning uit vrijgevigheid is een wijze van vermogensoverheveling waarbij de schenker niet de beschikkingsmacht over het – geschonken – vermogen verliest en waarbij toch een successierechtelijk(“Erfbelasting”) voordeel wordt behaald. Deze schuldigerkenning is een vermogensbestanddeel van box 3. Over de schuld moet jaarlijks daadwerkelijk een rente van 6% worden betaald. Gebeurt dat niet, dan wordt de schuld aan de kinderen niet gezien als een schuld van de nalatenschap, zodat geen erfbelasting wordt bespaard.
Let op: voor schenkingen onder schuldigerkenning verlangt de Belastingdienst een notariële akte.
Herbeoordeling testament/huwelijksgoederenregime
Ook fiscaal kan het nuttig zijn uw testament en/of huwelijksgoederenregime dit jaar nog eens kritisch te (laten) bekijken. Dit is vooral van belang vanwege de ingrijpende wijziging van de Successiewet en de aanmerkelijkbelangregeling met ingang van 1 januari 2010, of bij veranderingen in uw persoonlijke omstandigheden.
Huwelijkse voorwaarden met verrekenbeding
In veel huwelijkse voorwaarden waarin een verrekenbeding is opgenomen, is bepaald dat jaarlijks een verrekening moet plaatsvinden. Als dit niet gebeurt, kan tussen de echtgenoten een schuldvorderingverhouding ontstaan, zelfs als is opgenomen dat de mogelijkheid tot verrekenen na een bepaalde termijn vervalt. Het niet verrekenen kan ongewenste financiële gevolgen hebben. Als u (nog) niet hebt verrekend, is het aan te raden uw financiële positie op dit punt te (laten) beoordelen.