In mijn wekelijkse blogs van 9 januari 2019 en 30 januari 2019 heb ik melding gemaakt van de problemen met de Belastingdienst te Heerlen over het houden van een (telefonisch) hoorgesprek.In eerste instantie was het niet eenvoudig om een telefonisch hoorgesprek te hebben omdat de Belastingdienst eiste dat ik voor dat hoorgesprek vanuit Bergen op Zoom naar Heerlen (enkele reisafstand 170 km) kwam. Uiteindelijk is de Belastingdienst ermee akkoord gegaan dat het hoorgesprek telefonisch plaatsvindt.
Echter, de Belastingdienst wilde dat hoorgesprek pas houden nadat hij uitspraak op het ingediende bezwaar had gedaan en formeel is dat niet juist.
Zoals jullie – wellicht nog – weten, heb ik om formele en principiële redenen een beroepschrift ingediend tegen het feit dat de Belastingdienst tijdens de bezwaarprocedure het zogenoemde hoorrecht (is een echt recht en dus niet een gunst of iets dergelijks) heeft geschonden.
Inmiddels is de zitting bij Rechtbank Breda geweest en heeft de Rechtbank ook uitspraak gedaan.
Tijdens de zitting bij de Rechtbank bleek het volgende:
– de Belastingdienst maakte zich volgens mij grote zorgen om de mogelijke uitkomst van deze procedure, want ze kwamen met maar liefst drie Ontvangers (Belastingmedewerkers)
– als de Belastingdienst deze zaak zou verliezen, had dat voor de toekomst en dus ook voor nieuwe gevallen grote gevolgen kunnen hebben
– de desbetreffende rechter heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij normaliter zaken van een rechtbank “boven de rivieren” behandelt en daar haast nooit zaken over schending van het hoorrecht voor zich krijgt. Nu was het blijkbaar al de zoveelste zaak en dat verbaasde hem enorm.
Op vragen van de rechter bevestigde de Belastingdienst dat hij inderdaad het zogenoemde hoorrecht heeft geschonden
De Rechtbank heeft nu dus uitspraak gedaan en de Rechtbank heeft beslist dat:
- de Belastingdienst het hoorrecht heeft geschonden
- maar ik later (en hoewel dus te laat!) alsnog ben gebeld door de Belastingdienst en mijn zegje heb kunnen doen. Formeel is dan geen sprake van het hoorrecht (wat een echt gesprek moet zijn, dus meer dan alleen “aanhoren” door de Belastingdienst), maar het “toelichting geven op mijn bezwaarschrift”.
- ik daardoor niet geschonden ben in mijn rechten, want ik heb uiteindelijk toch mijn zegje kunnen doen.
Deze uitspraak ligt wel in de lijn met eerdere uitspraken, maar feitelijk is nu weer bevestigd dat het hoorrecht best uitgekleed kan worden.
Overigens hoef ik van de Rechtbank niet de procedurekosten van de Belastingdienst te vergoeden; dit had de Belastingdienst wel geëist. Naar mijn mening geeft de Rechtbank daarmee een klein signaal af dat ik – indirect – wel eens gelijk kon hebben, maar dat de Rechtbank het niet aandurfde om een principiële uitspraak te doen.
Mijn conclusie is dat je bij indienen van een bezwaarschrift altijd gebruik moet maken van je hoorrecht, maar dat het schenden van dit recht niet altijd directe gevolgen heeft.