Het is en blijft toch lastig voor onderaannemers in de bouw om de zogenoemde Verleggingsregeling voor de omzetbelasting (juist) toe te passen.
De verleggingsregeling houdt – kort weergegeven – in dat onderaannemers in de bouw voor hun werkzaamheden/arbeidsuren aan onroerende zaken op hun facturen geen BTW in rekening brengen, maar deze als het ware “verleggen” naar hun opdrachtgever.
Dit “verleggen” gebeurt dan door het op de factuur duidelijk vermelden
– BTW verlegd
– Het BTW-nummer van de opdrachtgever.
De opdrachtgever/aannemer, die de factuur van de onderaannemer ontvangt, geeft dan vervolgens in zijn/haar aangifte omzetbelasting zelf de verschuldigde BTW aan en vraagt die gelijktijdig als voorbelasting terug.
In de praktijk roept deze regeling vragen op als de factuur van de onderaannemer naast gemaakte arbeidsuren ook de levering van materialen bevat.
Geldt voor zo’n gemengde factuur dan ook altijd de verleggingsregeling?Het antwoord op deze vraag is geen eenvoudige en laat zich dan ook niet vangen in bijvoorbeeld een rekenkundige formule of iets dergelijks. Als onderaannemer, maar ook als opdrachtgever!, moet je telkens nagaan of de kosten van arbeidsuren ten opzichte van de geleverde materialen relatief laag of relatief hoog zijn.
1. Zijn die kosten relatief laag: geen verleggingsregeling
2. Zijn die kosten relatief hoog: voor de gehele factuur geldt de verleggingsregeling.
Het zal duidelijk zijn dat dit in vele gevallen een lastige afweging is, want wat is “relatief” laag of hoog?
Het kan en zal in de praktijk dan ook meer dan regelmatig voorkomen dat de verleggingsregeling foutief, niet of ten onrechte wordt toegepast.
De gevolgen daarvan kunnen vervelend zijn, want dat kan inhouden dat bijvoorbeeld de onderaannemer de door hem/haar in rekening gebrachte omzetbelasting gewoon aan de Belastingdienst moet afdragen en dat de opdrachtgever/ontvanger van de factuur die in rekening gebrachte BTW juist niet mag terugvragen.
Ergo, voor de opdrachtgever/aannemer zijn diens kosten ineens bijvoorbeeld 21% duurder!
Nu is het wel zo dat in het geval dat de onderaannemer “gewoon” de door hem/haar ten onrechte in rekening gebrachte BTW aan de Belastingdienst afdraagt, de Belastingdienst vaak wel zal toestaan dat de opdrachtgever/aannemer die BTW ook mag terugvragen.
Maar altijd geldt: bij – al de geringste – twijfel contact opnemen met uw belastingadviseur of accountant.