06-52500157 info@wisselkom.nl

Het zal maar weinigen zijn ontgaan dat de Hoge Raad op 24 december 2021 heeft beslist dat de sinds 2017 bestaande methodiek van heffing van (inkomsten)belasting over de inkomsten uit vermogen in strijd is met het zogenoemde “ongestoord genot van eigendom en het discriminatieverbod in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM)”.

De Hoge Raad is van mening dat het systeem van:

  • De vooronderstelling dat iemands vermogen in Box 3 wordt verdeeld in een deel sparen en een deel beleggen en
  • Ook de fictie dat bepaalde rendementen geacht worden te zijn behaald,

in elk geval sinds 2017 onjuist is.

De Hoge raad constateert dat in de bestaande regeling geen rekening wordt gehouden met:

  • De werkelijke keuze van de belastingplichtigen en
  • Het daadwerkelijk behaalde rendement.

In de kern komt het er op neer dat de Hoge Raad van mening is dat een belastingplichtige het vrije recht om over zijn (of haar) eigendom te beschikken door deze wettelijke regeling wordt beperkt en daarom biedt de Hoge Raad daarvoor rechtsherstel. Volgens het oordeel van de Hoge Raad mag alleen het daadwerkelijk behaalde rendement in Box 3 worden belast.

Het is de Belastingdienst dus niet langer toegestaan om inkomstenbelasting te heffen over vermeende inkomsten in Box 3. Eigenlijk zegt de Hoge Raad dat in fiscale zin sprake is van een vorm van diefstal omdat belasting wordt geheven over iets wat er niet is.

Echter, onze belastingwetgeving kent nog een aantal voorbeelden van belastingheffing over vermeende inkomsten. Ik geef jullie een voorbeeld.

Stel; je hebt in het (verre) verleden van je vorige werkgever een Gouden Handdruk ontvangen en om directe belastingheffing over dat bedrag te voorkomen, richt je een zogenoemde Stamrecht-BV op en je stort het bedrag van die Gouden Handdruk op de bankrekening van de B.V. Je spreekt met de B.V. af dat je bij het bereiken van je 65e jaar een periodieke uitkering/lijfrente (ook wel Stamrechtuitkering genoemd) gaat ontvangen.

Enfin, je wordt 65 jaar en de balans van je B.V. ziet er dan – sterk versimpeld – als volgt uit:
Banktegoeden          € 250.000               Lijfrenteverplichting            € 250.000

Je spreekt met je B.V. af dat je een levenslange lijfrente wilt ontvangen. Op basis van onder meer je statistische levensverwachting en de actuele marktrente, welke overigens negatief is, resulteert dat in een jaarlijkse lijfrente-uitkering van bruto € 11.400,–.

Maar dan komt belastingwet om de hoek kijken; voor de Belastingdienst moet je op grond van artikel 3.29 van de wet inkomstenbelasting 2001 de bij die uitkering van € 11.400,— behorende lijfrenteverplichting ineens waarderen op basis van een rente van vier (!!) procent. Let wel, de daadwerkelijke marktrente is negatief.
De aldus fiscaal berekende lijfrenteverplichting is dan niet die € 250.000,– maar € 154.000,–.
Het verschil van € 96.000,– wordt belast met 15% vennootschapsbelasting en dat is € 14.400,–.

Het is goed te onderkennen dat dus belasting wordt geheven over een “winst”, welke daadwerkelijk niet bestaat. Zie hier de vergelijking met de inkomsten in Box 3.

Dat sprake is van fiscale diefstal is niet zo moeilijk te onderbouwen.

  • Ik ben op mijn 65e jaar met mijn B.V. een lijfrente-overeenkomst aangegaan
  • Op basis van de lijfrenteverplichting van € 250.000,– zal ik van de B.V. een levenslange lijfrente-uitkering van € 11.400,– ontvangen
  • Maar dat gaat niet lukken omdat de B.V. direct € 14.400,– vennootschapsbelasting moet betalen.

Ergo, de B.V. heeft al direct onvoldoende banktegoeden om aan haar verplichtingen jegens mij  te kunnen voldoen; zie hier de fiscale en nota bene ook nog steeds legale “diefstal”.

Uiteraard is de regeling al een paar keer aan de Hoge Raad voorgelegd, maar de Hoge Raad heeft tot op heden altijd geoordeeld dat de belastingwet nu eenmaal zo is en dat het aan de wetgever is om de belastingwet aan te passen. Dat laatste is nog steeds niet gebeurd.

Dezelfde motivering gebruikte de Hoge Raad dus tot 24 december 2021 ook voor procedures over de belastingheffing over Box 3; tot hij het zat was.
Ik ben reuze benieuwd of de problematiek van de lijfrenteverplichtingen in de B.V. binnenkort weer eens aan de Hoge Raad wordt voorgelegd en wat dan het oordeel van de Hoge Raad zal zijn.

 

Misschien iets voor een (claim)stichting?
Ik verwacht dat echter niet omdat de vorenvermeld fiscale problematiek vaak maar eenmalig is en het aantal lijfrentegerechtigden vele male minder is dan spaarders in Box 3.