Op Prinsjesdag, dinsdag 17 september 2013, werden de Miljoenennota, de Rijksbegroting en het pakket Belastingplan 2014 aangeboden aan de Tweede Kamer. In de komende periode zal Wisselkom Belastingadviseurs de belangrijkste wijzigingen voor u op een rij zetten met tips voor ondernemers, werkgevers en werknemers. In de blog ‘Prinsjesdag 2013 – Uitgebreide Special’ kunt u alvast het volledige pakket Belastingplan 2014 bekijken.
Het pakket Belastingplan 2014 bestaat uit de volgende vier wetsvoorstellen:
I. Belastingplan 2014.
II. Overige fiscale maatregelen 2014.
III. Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit 2014.
IV. Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente.
I. Belastingplan 2014
Het Belastingplan 2014 staat voor een groot deel in het teken van diverse fiscale maatregelen uit het Regeerakkoord, inclusief de maatregelen die voortvloeien uit de motie Zijlstra/Samsom. Daarnaast zijn fiscale maatregelen opgenomen uit het zogenoemde aanvullend pakket.
1. Tarief eerste schijf loon- en inkomstenbelasting
Het tarief in de eerste schijf in de loon- en de inkomstenbelasting wordt in een aantalstappen aangepast. Met ingang van 1 januari 2014 verandert het tarief van de eerste schijf per saldo niet. Met ingang van 1 januari 2015 wordt het tarief van de eerste schijf in de loon- en inkomstenbelasting verlaagd met 0,29%-punt, met ingang van 1 januari 2016 verhoogd met 0,06%-punt. In 2017 blijft het tarief gelijk aan dat van 2016.
2. Algemene heffingskorting
- Het maximum van de algemene heffingskorting wordt op 1 januari 2014 verhoogd naar € 2.100. Met ingang van 1 januari 2015 wordt het maximum verder verhoogd met € 83, met ingang van 1 januari 2016 met € 14 en met ingang van 1 januari 2017 verlaagd met € 39.
- De algemene heffingskorting wordt voor inkomens vanaf het begin van de tweede tariefschijf in de loon- en inkomstenbelasting (2014: € 19.645) afgebouwd. In 2014 loopt deze afbouw tot een inkomen aan het einde van de derde tariefschijf (2014: € 56.531). Met ingang van 1 januari 2015 wordt de algemene heffingskorting tot nihil afgebouwd. De algemene heffingskorting voor inkomens vanaf het begin van de vierde tariefschijf bedraagt hierdoor in 2014 € 1.363. In 2015 bedraagt de algemene heffingskorting vanaf een inkomen van circa € 120.000 nihil en vanaf 2016 vanaf een inkomen van circa € 90.000.
3. Arbeidskorting
- Het maximum van de arbeidskorting wordt met ingang van 1 januari 2014 verhoogd met € 374 tot € 2.097. Met ingang van 1 januari 2015 wordt het maximum verder verhoogd met € 103, met ingang van 1 januari 2016 met € 229 en met ingang van 1 januari 2017 met € 130.
- De arbeidskorting voor hogere inkomens wordt in drie stappen afgebouwd, uiteindelijk tot nihil. In 2017 bestaat vanaf een inkomen van circa € 110.000 geen recht meer op arbeidskorting.
4. Afschaffing afdrachtvermindering onderwijs
De afdrachtvermindering onderwijs wordt afgeschaft en met ingang van 1 januari 2014 vervangen door een subsidieregeling van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
5. Verlaagd tarief energiebelasting voor lokaal duurzaam opgewekte energie
In de energiebelasting op elektriciteit wordt in de eerste schijf (elektriciteitsverbruik tot 10.000 kWh) een verlaagd tarief ingevoerd voor kleinschalige, duurzame opwekking van (zonne-)energie waarvoor geen rijkssubsidie wordt ontvangen. De belastingkorting bedraagt 7,5 cent/kWh (excl. BTW). Het verlaagde tarief is van toepassing op elektriciteit die afkomstig is van coöperaties of verenigingen van eigenaren van particuliere kleinverbruikers, aan deze verbruikers is geleverd en in hun nabijheid is opgewekt. Het verlaagde tarief is niet beperkt tot zonne-energie, maar bepaalde technieken kunnen wel van de regeling worden uitgesloten.
De duurzaamheid en de plaats waar de elektriciteit is opgewekt, moeten worden aangetoond met garanties van oorsprong. Van in de nabijheid opgewekte energie is sprake als de aansluitingen van de leden van de coöperatie of VvE zich in hetzelfde postcodegebied met vier gelijke cijfers bevinden als de installatie waarmee de elektriciteit wordt opgewekt of in de direct daaraan grenzende postcodegebieden. Het reguliere tarief in de eerste schijf wordt in verband met deze faciliteit met ingang van 1 januari 2017 verhoogd.
6. Accijnsverhogingen en verhoging verbruiksbelasting alcoholvrije dranken
- De accijns van diesel wordt verhoogd met 3 cent per liter.
- De accijns van LPG wordt verhoogd met 7 cent per liter.
- De accijns voor alcoholhoudende dranken wordt verhoogd met 5,75%.
- De voorgenomen accijnsverhoging op tabaksproducten van 9 cent per pakje sigaretten van 19 stuks en pakje shag van 40 gram is uitgesteld tot 1 januari 2015.
- De verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken wordt verhoogd. De belasting op limonade wordt verhoogd van 5,5 cent per liter naar 7,59 cent per liter en de belasting op onder meer vruchtensap en mineraalwater wordt verhoogd van 4,13 cent per liter naar 5,7 cent per liter.
- Bij een verhoging van de accijns van minerale oliën moet het verschil tussen het oude en nieuwe accijnstarief worden bijbetaald over commerciële voorraden minerale oliën waarover al accijns is betaald, tenzij het bedrag van de bijbetaling een bepaald drempelbedrag niet overschrijdt. Dit drempelbedrag wordt verhoogd van € 91 naar € 250.
- Voor 2014 tot en met 2018 wordt een tijdelijke teruggaaf van accijns ingevoerd van € 125 per 1.000 kg voor vloeibaar gemaakt aardgas, vloeibaar gemaakt methaan en vloeibaar gemaakt biogas (gezamenlijk LNG).
7. Motorrijtuigenbelasting voor oldtimers
- Vanaf 1 januari 2014 geldt een vrijstelling van motorrijtuigenbelasting (MRB) voor alle motorrijtuigen van 40 jaar en ouder. Daarnaast wordt een overgangsregeling ingevoerd voor personen- en bestelauto’s rijdend op benzine, motorrijwielen, bussen en vrachtauto’s die op 1 januari 2014, 26 jaar of ouder zijn maar nog geen 40 jaar. Deze voertuigen komen in aanmerking voor een kwarttarief in de MRB over het gehele kalenderjaar met een maximum van € 120 onder de voorwaarde dat in de maanden januari, februari en december niet van de openbare weg gebruik wordt gemaakt.
- De Belastingdienst benadert jaarlijks in het vierde kwartaal de houder van een in aanmerking komend voertuig met de vraag of hij vóór 1 januari van het komend kalenderjaar kiest voor de overgangsregeling. Als die houder vervolgens vóór aanvang van het kalenderjaar het begunstigde tarief met een maximum van € 120 voldoet, geldt voor hem het begunstigde tarief. Om bij de inwerkingtreding op 1 januari 2014 de houder voldoende gelegenheid te bieden om een keuze te maken, krijgt hij tot 1 maart 2014 de tijd om te kiezen voor de overgangsregeling, waarbij in de maanden januari en februari 2014 gewoon gebruik van de weg kan worden gemaakt. Wordt in die periode wél gebruik gemaakt van de weg, dan moet het normale MRB-tariefworden betaald en kan een verzuimboete worden opgelegd van maximaal € 4.920.
- Wordt er in de loop van het kalenderjaar alsnog overgestapt naar de reguliere MRB dan wordt het reguliere tarief aan belasting nageheven over het gehele kalenderjaar.
- Personen- en bestelauto’s op diesel of LPG van 26 jaar en ouder maar die nog geen 40 jaar oud zijn komen niet in aanmerking voor de overgangsregeling.
8. S&O-afdrachtvermindering en RDA
- De eerste schijf van de S&O-afdrachtvermindering wordt verlengd van € 200.000 naar € 250.000. Het tarief in de eerste schijf wordt voor niet-starters verlaagd van 38% naar 35%. Voor starters blijft het percentage in de eerste schijf 50%.
- Iedere S&O-inhoudingsplichtige krijgt de mogelijkheid om een S&O-verklaring voor een periode langer dan 6 maanden aan te vragen, met een maximum van een geheel kalenderjaar.
- Inhoudingsplichtigen kunnen de S&O-afdrachtvermindering die niet verzilverd kon worden in de periode waarop de S&O-verklaring ziet, voortaan ook verrekenen in andere aangiftetijdvakken die eindigen in het kalenderjaar waarop de S&O-verklaring ziet. Verrekening kan zowel plaatsvinden met de loonheffingen die zijn verschuldigd over al verstreken aangiftetijdvakken die in het desbetreffende kalenderjaar eindigen als met de belasting en premies volksverzekeringen die zijn verschuldigd over volgende aangiftetijdvakken die in het desbetreffende kalenderjaar eindigen.
- Door verlaging van het budget van de Research en Development Aftrek (RDA) wordthet percentage voor 2014 voorlopig vastgesteld op 60% (2013: 54%). Eind 2013 wordt het definitieve RDA-percentage voor 2014 vastgesteld.
9. Afschaffing stamrechtvrijstelling
- De eis dat alle op 1 januari 2014 bestaande, onder de stamrechtvrijstelling vallende, stamrechten in periodieke termijnen moeten worden uitgekeerd, vervalt. Bestaande stamrechten kunnen daardoor, zonder heffing van revisierente, ineens worden uitgekeerd. Het maakt niet uit of het stamrecht is ondergebracht in een stamrecht-BV of bij een bank, beleggingsinstelling of verzekeraar. De uitkering ineens wordt bij de belastingplichtige in box I in de heffing van de inkomstenbelasting betrokken. Als de aanspraak in 2014 ineens wordt uitgekeerd, wordt slechts 80% van de uitkering in deheffing betrokken.
- De stamrechtvrijstelling wordt voor nieuwe stamrechten afgeschaft. Vanaf 1 januari 2014 worden ontvangen vergoedingen ter vervanging van gederfd of te derven loon, in het jaar van ontvangst volledig in box I in de heffing betrokken.
10. Geen inflatiecorrectie in loon- en inkomstenbelasting
De inflatiecorrectie in de loon- en inkomstenbelasting blijft achterwege.
11. Verlengen looptijd pseudo-eindheffing hoog loon (crisisheffing)
De pseudo-eindheffing voor hoog loon, de heffing van 16% over het loon van een werknemer voor zover dat loon € 150.000 overstijgt, wordt met één jaar verlengd. De pseudo-eindheffing voor hoog loon voor het jaar 2014 wordt berekend over het loon waarover in het kalenderjaar 2013 loonbelasting is geheven.
12. Verruiming vrijstelling schenkbelasting
De eenmalig verhoogde vrijstelling in de schenkbelasting voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar voor schenkingen die verband houden met de eigen woning wordt tijdelijk verruimd. Zo vervalt tijdelijk de beperking dat de schenking moet zijn gedaan door een ouder aan een kind tussen 18 en 40 jaar. Vanaf 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 mag iedereen van een familielid of van een derde vrij van schenkbelasting een schenking ontvangen van maximaal € 100.000, mits deze wordt aangewend voor de eigen woning. Bij ministeriële regeling zullen voorwaarden worden gesteld om zeker te stellen dat het verkregen bedrag wordt aangewend voor de verwerving van een eigen woning of voor verbetering of onderhoud van die eigen woning.
De huidige vrijstelling wordt met ingang van 1 oktober 2013 structureel zodanig uitgebreid dat ook een schenking die is bestemd voor de aflossing van een restschuld voor een eigen woning onder de faciliteit valt. Vooruitlopend op de wettelijke inwerkingtreding, treedt deze maatregel bij beleidsbesluit in werking.
13. Aanpassingen EIA, MIA en Vamil
- Bedrijfsmatige verhuurders van woonruimte zijn voor bijvoorbeeld het saneren van asbest, al dan niet in combinatie met het plaatsen van zonnepanelen, niet langeruitgesloten van de MIA.
- Het drempelbedrag voor de EIA, MIA en Vamil wordt verhoogd naar € 2.500.
14. Herziening keuzeregeling buitenlandse belastingplichtigen
De keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen waardoor zij voor toepassing van de regels van de Wet inkomstenbelasting 2001 als binnenlandse belastingplichtigen worden aangemerkt, wordt met ingang van 1 januari 2015 vervangen door een nieuwe regeling voor buitenlandse belastingplichtigen die hun inkomen geheel of nagenoeg geheel (90% of meer) in Nederland verdienen en die een gelijke behandeling met binnenlandse belastingplichtigen behoren te krijgen.
Een aantal aspecten van de huidige regeling is mogelijk niet in overeenstemming met het EU-recht. Deze aspecten zijn in de besluiten van 2 juni 2012 en 26 april 2013 al in overeenstemming gebracht met het EU-recht. Deze besluiten worden nu gecodificeerd. Verder worden nog enkele andere aanpassingen gedaan. De regeling zal met ingang van 1 januari 2015 in werking treden om de overgang van de keuzeregeling naar de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen in de praktijk zo geruisloos mogelijk te laten verlopen. Het streven is om in de loop van 2014 de algemene maatregel van bestuur met betrekking tot deze regeling in het Staatsblad te publiceren. De nieuwe regeling is als volgt:
- Buitenlandse belastingplichtigen die inwoner zijn van de EU, de Europese Economische Ruimte (EER), Zwitserland of de BES-eilanden en van wie 90% of meer van hun inkomen in Nederland aan de heffing van inkomsten- of loonbelasting is onderworpen, zijn kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen. Er is niet langer een keuze-element : een buitenlandse belastingplichtige kwalificeert wel of niet voor de regeling.
- Bij algemene maatregel van bestuur kunnen belastingplichtigen die in de EU, de EER, Zwitserland of op de BES-eilanden wonen maar van wie het inkomen niet voor meer dan 90% in Nederland aan de loon- of inkomstenbelasting is onderworpen, onder bepaalde voorwaarden als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige worden aangewezen.
- Of aan de 90%-eis wordt voldaan, wordt naar Nederlandse heffingsmaatstaven beoordeeld. Een buitenlandse belastingplichtige moet met een inkomensverklaringvan de belastingautoriteit in zijn woonland inzage geven in zijn niet-Nederlandse inkomen.
- Bij kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen worden alleen de inkomsten uit Nederland belast, net als bij andere buitenlandse belastingplichtigen. Daardoor vervallen het progressievoorbehoud en de voorkomingsregels in het Uitvoeringsbesluit IB 2001, de terugploegregeling en de inhaalregeling.
- Kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen hebben recht op dezelfde aftrekposten en heffingskortingen als binnenlandse belastingplichtigen. Voor zover kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen aftrekposten kunnen effectueren in hun woonland, hebben zij in Nederland geen recht op de aftrekposten.
15. Integratieheffing
De integratieheffing in de BTW wordt afgeschaft. Hiermee komt een eind aan de heffing van BTW over de waarde van zelf vervaardigde goederen als die goederen worden gebruikt voor prestaties waarvoor geheel of gedeeltelijk geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat.
16. BTW en overdrachtsbelasting
- De BTW-vrijstelling voor personenalarmeringsdiensten, die door de desbetreffende instellingen ook worden verricht aan anderen dan de bewoners van deze instellingen,wordt beperkt tot uitsluitend bewoners van de instelling.
- De Hoge Raad besliste op 22 maart 2013 dat de handelingen van de aannemer met betrekking tot de overdracht van de grond en de bouw van een appartement voor de heffing van BTW tezamen als de belaste levering van een onroerende zaak moetworden beschouwd. Hierdoor is bij nieuwbouw van woningen op basis van koop-/aannemingsovereenkomsten waarbij door dezelfde ondernemer eerst grond wordt geleverd én daarna nieuwbouw wordt opgeleverd, sprake van één met BTW belastelevering. Daarmee is een einde gekomen aan de mogelijkheid om in dergelijke gevallen de grond (anders dan een bouwterrein) vrij van BTW over te dragen. Voor de heffing van overdrachtsbelasting bij de overdracht van grond bij koop-/aannemingsovereenkomsten voor lopende bouwprojecten zal in een beleidsbesluit een overgangsregeling worden getroffen.
17. Heffing van MRB en BPM bij buitenlandse kentekens
Om toezicht en handhaving op het naleven van de verplichtingt tot betaling van het MRB te intensiveren, worden de volgende maatregelen getroffen:
- In de Wet MRB wordt een woonplaatsvermoeden ingevoerd: een natuurlijk persoon wordt geacht voor de Wet MRB ingezetene van Nederland te zijn als hij is ingeschreven in de GBA of zich had moeten inschrijven in de GBA. De belastingplichtige krijgt demogelijkheid om aan te tonen dat zijn hoofdverblijf niet in Nederland is, waardoor hij(voor de MRB) ook niet als ingezetene wordt aangemerkt.
- Verder wordt – eveneens met de mogelijkheid van tegenbewijs – een fictie ingevoerd ter zake van de verschuldigdheid van de MRB en de aanvang van de belastingplicht, namelijk de datum waarop de houder zich heeft ingeschreven of had moeten inschrijven in de GBA. Als het niet een natuurlijk persoon maar een onderneming of rechtspersoon betreft, betreft het de datum van inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Een vergelijkbare regeling wordt ook voor de BPM ingevoerd.
- Naheffing van MRB wordt mogelijk vanaf de datum van aanvang van de belastingplicht. Daarnaast wordt het mogelijk een verzuimboete op te leggen van ten hoogste € 4.920.
18. Toetsingsinkomen toeslagen na overlijden
Wanneer een toeslaggerechtigde zonder partner is overleden, kan op verzoek het inkomen van de overledene van het berekeningsjaar vóór het overlijdensjaar als toetsingsinkomen worden gehanteerd. Deze optie vormt een aanvulling op de bestaande regeling waarin het inkomen in het overlijdensjaar tijdsevenredig wordt herleid.
II. Overige Fiscale Maatregelen 2014
1.Toestaan onderhandse akte bij periodieke giften
De onderhandse akte van schenking wordt toegestaan als alternatief voor de notariële akte voor de aftrek van periodieke giften in de inkomsten. De voorwaarden die daarbij gelden, worden opgenomen in de Uitvoeringsregeling IB 2001. Op de website van de Belastingdienst komt een schenkingsovereenkomst die is gebaseerd op deze voorwaarden en deze moet worden ingevuld en bewaard door de gever en de begiftigde instelling of vereniging.
2. Schulden uit wettelijke vergoedingsplicht partners geen eigenwoningschuld
Schulden die voortkomen uit de wettelijke vergoedingsplicht van artikel 1:87 van het Burgerlijk Wetboek tussen partners, worden uitgesloten als eigenwoningschuld.
3. Aanpak constructies met APV’s in inkomsten- en vennootschapsbelasting
- Uit een evaluatie van het per 1 januari 2010 ingevoerde regime voor afgezonderd particulier vermogen (APV) blijkt dat met constructies wordt ingespeeld op de zogenoemde toerekeningsstop van artikel 2.14a, lid 7, van de Wet IB 2001 om te ontkomen aan de heffing over het inkomen uit aanmerkelijk belang (a.b.). In het wetsvoorstel wordt geregeld dat het niet langer toerekenen van tot een APV behorende aandelen of winstbewijzen aan de belastingplichtige leidt tot een belaste(fictieve) vervreemding van deze in het APV aanwezige aandelen of winstbewijzen, ongeacht of de belastingplichtige (voormalige) a.b.-houder daarnaast nog een a.b. blijft behouden in de desbetreffende vennootschap of niet.
- Geconstrueerde verliesneming wordt onaantrekkelijk gemaakt. Als de (fictieve) vervreemding in overwegende mate heeft plaatsgevonden op grond van fiscale overwegingen, mag het vervreemdingsverlies pas in aanmerking worden genomen als het APV de desbetreffende aandelen of winstbewijzen heeft vervreemd aan een derde of bij overlijden van de voormalige a.b.-houder, echter uiterlijk na tien jaar na de vervreemding.
- In de Invorderingswet wordt het niet (langer) toerekenen aan de belastingplichtige van tot een APV behorende aandelen of winstbewijzen vanwege het van toepassing worden van de toerekeningsstop opgenomen als “besmette handeling”, waardoor er een einde komt aan het uitstel van betaling van de conserverende aanslag die was opgelegd bij de emigratie van de a.b.-houder.
- Ook in de Wet Vpb zijn structuren met bestaande APV’s gesignaleerd, waarbij sprake is van winstdrainage (art. 10a Wet Vpb-situaties) en wordt ingespeeld op de toerekeningsstop. Doel daarvan is de verbondenheid tussen de rentebetalende en renteontvangende lichamen op kunstmatige wijze te verbreken om toepassing van de renteaftrekbeperking gericht tegen winstdrainage te voorkomen. Daarom is een maatregel getroffen om de doorwerking van de toerekeningsstop uit te sluiten voor de rente-aftrekbeperking gericht tegen winstdrainage. Deze wijziging werkt overeenkomstig door naar andere wetsartikelen in de Wet Vpb waarbij verbondenheid een rol speelt.
4. DGA in vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI)
Vanwege wijzigingen in de Wet op het financieel toezicht (Wft) met ingang van 22 juli 2013 zouden de mogelijkheden om gebruik te maken van het regime van de vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) in de Vpb door directeur-grootaandeelhouders (DGA’s) onbedoeld kunnen worden beperkt. Om mogelijke onduidelijkheid op dit punt te voorkomen, is een bepaling opgenomen waarmee de beoogde continuïteit wordt gewaarborgd en deze beperking wordt voorkomen.
5. Fiscale beleggingsinstelling (FBI)
Fiscale beleggingsinstellingen (FBI’s) mogen bijkomstige werkzaamheden onderbrengen in een belaste dochtervennootschap, voor zover deze werkzaamheden rechtstreeks verband houden met het beleggen in vastgoed door de FBI. Daarbij kan worden gedacht aan bepaalde facilitaire diensten voor huurders, zoals schoonmaakdiensten, verzorgen van de catering, receptie of vergaderservice. Daarbij gelden twee kwantitatieve limieten: de fiscale waarde van de aandelen in de belaste dochter mag niet meer bedragen dan 15% van het (fiscale) eigen vermogen en de omzet uit de bijkomstige werkzaamheden mag niet meer dan 25% bedragen van de omzet, zoals de verhuuropbrengst, uit het beleggen in het beleggingsobject waarvoor de werkzaamheden worden verricht. De dochtervennootschap moet bovendien volledig met eigen vermogen zijn gefinancierd.
6.Waardering serviceflats op WEV voor erfbelasting
Om te voorkomen dat een erfgenaam voor een substantieel hoger bedrag wordt aangeslagen dan in werkelijkheid wordt geërfd, mag voor de waardering van serviceflats worden uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer (WEV) op het moment van overlijden in plaats van de WOZ-waarde, als de WEV in belangrijke mate daarvan afwijkt. Voor overlijdens in de jaren 2010 tot en met 2013 was dit al goedgekeurd via twee beleidsbesluiten.
7. Verkrijging participatie in beleggingsfonds zonder overdrachtsbelsating
Verkrijgingen van rechten van deelneming tot een belang van een derde gedeelte in beleggingsfondsen of fondsen voor collectieve belegging in effecten (als bedoeld in art. 1:1 Wft) die de economische eigendom van één of meer onroerende zaken bezitten, worden buiten het bereik van de overdrachtsbelasting gebracht. Dit om te voorkomen dat één enkele participatie mogelijk al leidt tot heffing van overdrachtsbelasting, aangezien artikel 4 (over onroerendezaaklichamen) van de Wet belastingen van rechtsverkeer (WBR) niet meer van toepassing zal zijn op deze fondsen. Dit artikel 4 van de WBR wordt beperkt tot rechtspersonen.
8. Inzagerecht in geregistreerde notariële akte
Vanaf eind oktober 2013 zal de papieren registratie van notariële akten door de Belastingdienst geleidelijk overgaan in een elektronische registratie door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Partijen bij een notariële akte hebben recht op inzage in de gegevens die over hun akte zijn geregistreerd. Dit inzagerecht is bij de totstandkoming van de Wet elektronische registratie notariële akten abusievelijk niet aangepast aan de overgang van de papieren naar de elektronische registratie. Deze omissie in de Registratiewet wordt nu hersteld.
9. Verruiming teruggaaf accijns minerale oliën voor opwekking elektriciteit
De mogelijkheid tot teruggaaf van accijns voor minerale oliën die worden gebruikt voor de opwekking van elektriciteit wordt verruimd. Voortaan is het voldoende dat de desbetreffende installatie een elektrisch vermogen heeft van minimaal 60 kilowatt in plaats van de nu geldende eis van minimaal 1 megawatt. Met deze nieuwe ondergrens wordt aangesloten bij de ondergrens die geldt voor de vrijstelling in de energiebelasting.
10. Vrijstelling frisdrankbelasting tot 12.000 liter vruchten- of groentesap
In de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken wordt een vrijstelling van verbruiksbelasting voorgesteld tot een hoeveelheid van 12.000 liter per kalenderjaar voor vruchten- of groentesap dat wordt vervaardigd buiten een zogenoemde inrichting (“zelfpersers”). Dergelijke instellingen hoeven dan ook geen vergunning meer te hebben.
11. Belasting op leidingwater en energiebelasting
- Bij het Begrotingsakkoord 2013 is afgesproken de afschaffing van de leidingwaterbelasting uit te stellen. Hoewel afschaffing het uitgangspunt blijft, wordt de heffing nu wel vereenvoudigd. De leidingwaterbelasting wordt niet langer geheven voor afzonderlijke watervoorzieningen, tenzij de betrokken leverancier in totaal via minimaal 1.000 aansluitingen leidingwater levert.
- Er worden enkele technische verbeteringen aangebracht met betrekking tot het tijdstip van verschuldigdheid van energiebelasting bij het ontbreken van een factuur en bij leveringen op een directe lijn.
12. Kennisgeving-vooraf en publicatie in Staatscourant in WIB afgeschaft
- Bij de verstrekking van inlichtingen op verzoek of spontaan wordt voorafgaand aan de verstrekking een kennisgeving verstuurd naar degene die de inlichtingen heeft verstrekt. Deze kennisgeving-vooraf wordt afgeschaft, omdat volgens het kabinet in alle landen waarmee Nederland inlichtingen uitwisselt, voldoende waarborgen bestaan waardoor de geheimhouding van uitgewisselde gegevens is verzekerd.
- Voortaan blijft bij automatische inlichtingenuitwisseling de verplichte publicatie in de Staatscourant van de aanwijzing van de gevallen waarin deze zal plaatsvinden en van de voorwaarden waaronder achterwege.
13. Vergoedingsvorderingen huwelijksvermogensrecht in AWR
- De beleidsbesluiten voor de inkomstenbelasting en de overdrachtsbelasting die goedkeurden dat bij de echtgenoot die recht heeft op een vergoeding in de zin van artikel 1:87 van het BW geen fiscaal relevant belang bij het onderliggende goed ontstaat, worden gecodificeerd met een algemene bepaling in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
- Vergoedingsvorderingen en vergoedingsschulden tussen echtgenoten worden fiscaal wél in aanmerking genomen. Dit heeft geen wetswijziging tot gevolg, maar in de toelichting bij het wetsvoorstel worden wel voorbeelden gegeven van de fiscale uitwerking bij winst uit onderneming, de terbeschikkingstellingsregeling, aanmerkelijk belang en de eigenwoningregeling.
14. Uitbreiding integriteitsbepaling ANBI’s
Er komt een uitbreiding van de weigerings- of intrekkingsgronden van de status van algemeen nut beogende instelling (ANBI). Het gaat dan om een onherroepelijke veroordeling van de instelling of van een bestuurder, een feitelijk leidinggevende of een gezichtsbepalende persoon van die instelling voor het opzettelijk plegen van een misdrijf waardoor de veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht. Enkele voorbeelden zijn brandstichting, het teweegbrengen van ontploffingen, het veroorzaken van overstromingen en het versperren van openbare land- of waterwegen.
15. Aanpassing partnerbegrip in IB en Awir
Het partnerbegrip in de inkomstenbelasting en de Awir wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2012 zodanig aangepast dat alleen meerderjarigen kunnen worden aangemerkt als partner. Deze wijziging heeft te maken met de per die datum gewijzigde regeling voor samengestelde gezinnen.
16. Aanpassing aanvraagtermijn toeslagen
De verlenging van de termijn voor het aanvragen van een toeslag wegens een nog lopende aangiftetermijn van een medebewoner, wordt alleen gehanteerd wanneer de draagkracht van de medebewoner in aanmerking wordt genomen voor de hoogte van de toeslag van de aanvrager.
17. Uitstel verplichte overgang naar werkkostenregeling
De verplichte overgang van het regime van vrije vergoedingen en verstrekkingen naar de werkkostenregeling wordt met één jaar uitgesteld. Dit was al op 7 maart 2013 bekendgemaakt.
18. Verlenging horizonbepaling multiplier voor giften aan culturele instellingen
De horizonbepaling op de multiplier voor giften aan culturele instellingen in de Wet IB 2001 en de Wet Vpb wordt met een jaar verlengd en geldt tot en met het jaar 2017.
III. Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit 2014
Het wetsvoorstel wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en de fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit) bevat maatregelen om fraude in de sfeer van de fiscaliteit en van de toeslagen te bestrijden. Deze maatregelen betreffen enerzijds een uitwerking van de maatregelen die waren aangekondigd in de brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 10 mei 2013. Daarnaast betreft het een aantal andere maatregelen op het gebied van handhaving en invordering. De hiervoor genoemde maatregelen kunnen worden ingedeeld in drie categorieën.
1. Versterking toezichtinstrumentarium toeslagen
a. Verlenging beslistermijn vanwege extra controle bij verhoogd frauderisico
Om extra controle van toeslagaanvragen met een verhoogd frauderisico mogelijk te maken voordat een voorschot wordt verleend, wordt de wettelijke beslistermijn verlengd van 8 tot 13 weken na indiening van de aanvraag en eventueel met maximaal nog eens 13 weken. Van deze verlenging van de beslistermijn wordt de aanvrager schriftelijk en gemotiveerd in kennis gesteld.
b. Geen voorschot bij onvoldoende gegevens over de aanvrager
Een aanvraag die wordt ingediend door een persoon over wie onvoldoende informatie beschikbaar is bij de Belastingdienst/Toeslagen of bij de inspecteur van de Belastingdienst, leidt in beginsel niet meer tot de verlening van een voorschot op de toeslag. Pas na validatie van de aanvraag aan de hand van naderhand bekend geworden informatie kan na afloop van het toeslagjaar, bij de definitieve toekenning, uitbetaling van de toeslag volgen, mits wordt vastgesteld dat een recht op de toeslag bestaat.
c. Opschorting van uitbetaling bij twijfel over adres
De belastingplichtige krijgt de mogelijkheid om te verzoeken een voorlopige aanslag (VA) vast te stellen. De inspecteur mag afzien van het opleggen van een VA of deze opleggen tot een ander bedrag als er gerede twijfel bestaat over de juistheid van het adresgegeven van de belastingplichtige. Voor het begrip gerede twijfel is aangesloten bij het begrip zoals dat wordt gehanteerd in de Wet basisregistratie personen. Als er onduidelijkheid bestaat over het adresgegeven krijgt de Belastingdienst de bevoegdheid de aanvraag tot het opleggen van een VA niet in behandeling te nemen, lopende betalingen te stoppen, voorlopige teruggaven en voorschotten op toeslagen te verminderen en definitieve aanslagen die een teruggaaf inhouden en definitieve toekenningen niet uit te betalen.
d. Voorschot
Een voorschot blijft voortaan achterwege als de aanvrager in kwestie in de afgelopen vijf jaar een bestuurlijke vergrijpboete op basis van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) of de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) opgelegd heeft gekregen die onherroepelijk is geworden, of voor een soortgelijk vergrijp strafrechtelijk veroordeeld is. Deze maatregel treedt pas na 1 januari 2014 in werking . Aanvragen die worden ingediend vanaf 1 april volgend op het berekeningsjaar leiden verder niet meer tot een voorschot. In die gevallen zal de toeslag alleen worden uitbetaald op basis van de definitieve toekenning. Voor de kinderopvangtoeslag gelden andere regels voor het aanvragen van het voorschot met terugwerkende kracht. Vanaf 1 januari 2014 wordt deze mogelijkheid beperkt tot de lopende maand en de drie voorafgaande maanden.
2. Versterking boete- en strafrechtinstrumentarium
a. Uitbreiden reikwijdte bestuurlijke boete (toeslagen)
Het overtredersbegrip in de Awir wordt uitgebreid waardoor ook aan de ‘doen pleger’, de ‘uitlokker’ en de ‘medeplichtige’ een bestuurlijke sanctie kan worden opgelegd zoals dat nu ook mogelijk is ten aanzien van de pleger, de medepleger en de feitelijk leidinggever of opdrachtgever. Daarnaast zal de termijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete voortaan aanvangen bij het begaan van de overtreding. Het uitgebreide overtredersbegrip geldt voor het eerst voor verzuimen en vergrijpen die zijn begaan op of na 1 januari 2014.
b. Vergrijpboete voor onjuiste aanvraag voorlopige teruggaaf of onjuist herzieningsverzoek
Het wetsvoorstel Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst breidt herziening uit naar definitieve aanslagen. Als dat voorstel tot wet wordt verheven, wordt ook op het opzettelijk onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens en inlichtingen in het kader van de voorlopige aanslagregeling en bij herziening een vergrijpboete gesteld. De vergrijpboete bedraagt maximaal 100% van het bedrag aan belasting dat door de onjuiste of onvolledige gegevens of inlichtingen ten onrechte is of zou zijn teruggegeven of ten onrechte niet is of zou zijn betaald. De vergrijpboete kan worden opgelegd als de Belastingdienst het verzoek om vaststellen van een VA of om herziening van een VA heeft afgewezen, omdat de Belastingdienst de onjuistheid van de gepresenteerde feiten tijdig ontdekt. De vergrijpboete kan ook worden opgelegd indien de Belastingdienst dit later ontdekt, maar uiterlijk 5 jaren na het onjuiste of onvolledige verzoek. De vergrijpboete wordt opgelegd bij voor bezwaar vatbare beschikking. De regeling geldt voor het eerst voor verzuimen en vergrijpen die zijn begaan op of na 1 januari 2014.
c. Strafbaar stellen opzettelijk niet-betalen op aangifte
Belastingplichtigen die de aangiftebelasting wel juist aangeven, maar debetalingsverplichting opzettelijk niet nakomen (denk bijvoorbeeld aan btw carousselfraude) kunnen voortaan strafrechtelijk worden vervolgd voor belastingfraude. Als de schuldige in zijn beroep (bestuurder, directeur, commissaris van de onderneming of belastingadviseur) opzettelijk de betalingsverplichting niet nakomt, kan hij als bijkomende straf van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
3. Versterking invorderingsinstrumentarium
a. Uitbreiding kring van aansprakelijk te stellen personen
Vanaf 1 december 2013 kunnen teruggaven van inkomstenbelasting, BTW en toeslagen alleen nog worden uitbetaald op een bankrekening die op naam staat van de belastingschuldige zelf. In aanvulling op deze “eenbankrekeningmaatregel” wordt de aansprakelijkheidsbepaling in de Awir uitgebreid naar iedere derde die kan beschikken over een bankrekening waarop een te hoog bedrag of een zelfs voor het gehele bedrag onterecht toegekende toeslag is uitbetaald. Voor de huurtoeslag zal voortaan ook de medebewoner aansprakelijk zijn voor een terug te vorderen toeslag. Daarnaast wordt in de Invorderingswet een aansprakelijkheidsbepaling opgenomen op grond waarvan de Belastingdienst iedere derde aansprakelijk kan stellen die kan beschikken over een bankrekening waarop een te hoog of voor het gehele bedrag onterecht ontvangen teruggaaf inkomstenbelasting of BTW is uitbetaald voor zover deze bedragen zijn toe te rekenen aan onbetaald gebleven belastingaanslagen inkomstenbelasting of BTW van de belastingschuldige. Het bedrag aan te veel of voor het gehele bedrag onterecht ontvangen toeslagen, teruggaaf inkomstenbelasting of BTW waarvoor een derde aansprakelijk kan worden gesteld, kan niet meer bedragen dan het bedrag dat is uitbetaald op de bankrekening waarover deze derde kan of heeft kunnen beschikken.
b. Verplicht gebruik één bankrekeningnummer
Er wordt een cessie- en verpandingsverbod ingevoerd voor belastingteruggaven. Het verbod blijft beperkt tot de inkomstenbelasting. Cessie en verpanding aan en financiële instellingen die deze gebruiken voor zekerheidstelling worden uitgezonderd van het verbod. Daarnaast is met betrekking tot de eenbankrekeningmaatregel voorzien in een uitzondering voor de situatie dat sprake is van schuldhulpverlening. Deze uitzondering geldt met terugwerkende kracht tot en met 1 december 2013.
c. Uitbreiding toepassing automatische nummerplaatherkenning naar toeslagen
Het toepassingsbereik van de automatische nummerplaatherkenning (ANPR) wordt uitgebreid voor de invordering van een toeslagschuld. Dit invorderingsmiddel kan alleen worden ingezet bij onbetaald gebleven terugvorderingen waarvoor inmiddels een dwangbevel is betekend.
d. Aanpak malafide uitzendondernemingen
In de strijd tegen malafide uitzendondernemingen moeten niet-gecertificeerde uitzendondernemingen (uitleners), nadat het depotstelsel in werking is getreden, een depot aanhouden bij de Ontvanger. In combinatie hiermee moet de inlener van arbeidskrachten van een niet-gecertificeerde uitzendonderneming 35% van de factuursom (incl. BTW) die in rekening is gebracht in verband met de terbeschikkingstelling van die arbeidskrachten storten op de vrijwaringsrekening van de ontvanger ten behoeve van het depot van de betreffende uitzendonderneming. De betreffende uitzendondernemingen en hun inleners kunnen worden beboet met een verzuimboete van ten hoogste € 4.920 als zij hun verplichtingen niet nakomen. Daarnaast kan de inlener die niet aan zijn stortingsplicht voldoet aansprakelijk worden gesteld door de ontvanger voor onbetaald gebleven loonbelasting, socialeverzekeringspremies en BTW van de uitlener. De aansprakelijkheid geldt tot het bedrag dat hij had moeten storten op de vrijwaringsrekening van de ontvanger. De ontvanger kan beide maatregelen (het opleggen van een boete en het aansprakelijk stellen) naast elkaar toepassen. De maatregelen treden – net als het nieuwe depotstelsel – in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
IV. Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente
Per 1 januari 2013 is de regeling van de belastingrente in werking getreden en de regeling van de invorderingsrente gewijzigd. Daarbij is voor het rentepercentage voor beide maatregelen aangesloten bij de wettelijke rente voor niet-handelstransacties. In het regeerakkoord is afgesproken om voor de belastingrente voor alle belastingmiddelen behalve de vennootschapsbelasting (Vpb) en voor de invorderingsrente de wettelijke rente voor niet-handelstransacties te blijven hanteren, maar met een ondergrens van 4%.
Ook is afgesproken het belastingrentepercentage voor de Vpb te koppelen aan de wettelijke rente voor handelstransacties, en daarbij een ondergrens van 8% in te voeren. In het wetsvoorstel Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente wordt uitvoering gegeven aan deze maatregelen. Zowel voor te vergoeden als voor in rekening te brengen belasting- en invorderingsrente worden deze gewijzigde rentepercentages geïntroduceerd.
Het is de bedoeling dat de wet per 1 januari 2014 in werking treedt, maar er komt wel overgangsrecht. Hierdoor worden de gewijzigde rentepercentages effectief pas vanaf 1 april 2014 gehanteerd.
©Fiscaal up to Date/Register Belastingadviseurs (RB)