Recentelijk sprak ik een (Nederlandse) onderneemster, die in België woont, maar haar onderneming in Nederland heeft en die onderneming ook alleen in Nederland drijft.
Zij vertelde mij dat zij bij de start van haar onderneming heel veel moeite heeft moeten doen om van de Belastingdienst een BTW-nummer te krijgen en dat kwam omdat zij
- In België woont
- In Nederland in een bedrijfsverzamelgebouw een zogenoemde flex-plek huurt, waar zij doorgaans 4 – 6 uren is à de overige “werk-uren” is zij bij haar klanten dan wel onderweg naar of van haar klanten.
De Belastingdienst is van mening dat het hebben van een flex plek fiscaal niet kwalificeert als een zogenoemde “vaste inrichting” en daarom kreeg de onderneemster het door haar zo gewenste BTW-nummer niet. Uiteindelijk heeft zij zich daardoor gedwongen gezien om elders een vaste en separate kantoorruimte te huren, wat natuurlijk een veel hogere kostenpost betekent. Voor een startende onderneemster is dat fors bezwaarlijk.
Inmiddels heeft zij haar BTW-nummer toegekend gekregen.
Maar mocht de Belastingdienst in redelijkheid de stelling innemen dat haar flex-plek onvoldoende was om te kunnen spreken van een vaste inrichting?
Naar mijn mening mocht de Belastingdienst dat niet. In de jurisprudentie is meerdere malen beslist dat een flex-plek is aan te merken als een vaste inrichting als maar sprake is van voldoende duurzaamheid. Wanneer een onderneemster elke week op haar flex-plek aanwezig is (en ook al is dat mogelijk meer dan regelmatig aan een ander bureau), is gewoon sprake van voldoende duurzaamheid; de Belastingdienst heeft dan ook in eerste instantie geheel ten onrechte de toekenning van het BTW-nummer geweigerd.
Wanneer je als (startende) ondernemer wordt geconfronteerd met het niet door de Belastingdienst toekennen van een BTW-nummer, kun je niet bij diezelfde Belastingdienst in bezwaar komen. De beslissing van de Belastingdienst is namelijk geen belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking.
Je zult je daarom als startende ondermemer/onderneemster moeten wenden tot – en dat is voor velen best “onlogisch” – de civiele rechter.
Mocht je worden geconfronteerd met een weigerachtige Belastingdienst, neem dan zo spoedig mogelijk contact op met een fiscaal adviseur. Mogelijk kan deze na bestudering van de feiten een dure gang naar de civiele rechter voorkomen en alles nog in overleg met de Belastingdienst oplossen.