Als zelfstandig gevestigde belastingadviseur krijg ik elk jaar weer vele jaarrekeningen onder ogen en de variëteit is best groot te noemen.
Laatst ontving ik voor de advisering van een klant van mijn kantoor de jaarrekening van een werk-BV. De klant zelf is een (actieve) Holding-BV met een 100% Dochter-BV (management) en die Dochter-BV participeert op haar beurt in een BV van beroepsbeoefenaren.
In deze jaarrekening staat letterlijk “De managementfee 2017 is als gevolg van de beperkte liquiditeitspositie in 2017 niet gefactureerd of uitbetaald. Vanwege de onzekere toekomstige liquiditeitspositie zijn deze kosten niet verantwoord in het resultaat. Indien de toekomstige liquiditeitspositie het toestaat kan op dit besluit worden teruggekomen”.
Ik laat in het midden of hetgeen in deze zinnen staat allemaal juist is, maar de accountant bedoelt te verwoorden dat alle aandeelhouders, waaronder dus ook mijn klant/de 100% Dochter-BV, hebben afgezien van het factureren voor hun managementwerkzaamheden.
Laat ik vooropstellen dat ik geen BTW specialist ben, maar ik vraag mij echt af of de aandeelhouders (alle B.V.’s) en de begeleidende accountant zich hebben gerealiseerd dat het Hof van Justitie al een paar keer heeft beslist (zie o.a. 12 januari 2017, nr C-28/16) dat in situaties dat bijvoorbeeld een management-BV alleen gratis werkzaamheden verricht voor een dochter-BV, die management-BV geen recht heeft op vooraftrek van de haar in rekening gebrachte omzetbelasting.
Feitelijk is dan sprake van “dubbele pijn”, namelijk:
– geen vergoeding/management fee voor verrichte werkzaamheden en
– geen recht op vooraftrek BTW.
Ik weet inmiddels het antwoord en inderdaad, de desbetreffende accountant heeft desgevraagd aangegeven dat er geen gevolgen voor de omzetbelasting zijn ontstaan. Ik hoop van harte dat hij gelijk krijgt.
Uit het vorenstaande blijkt maar weer dat altijd ook de BTW aspecten moeten worden meegenomen bij het nemen van ondernemingsbeslissingen. Bij twijfel, raadpleeg een belastingadviseur.