De werkgever van belanghebbende had een betalingsachterstand bij de fiscus. Belanghebbende heeft dit bedrag van een bank geleend en tegen dezelfde rente aan de werkgever doorgeleend. De werkgever is in 2007 failliet verklaard. Uit hoofde van de geldlening had belanghebbende een vordering van € 32.200 (inclusief € 1.200 rente) op de werkgever. Uit de boedel is geen uitkering te verwachten. Belanghebbende wil het bedrag van € 32.200 als negatief loon in aanmerking nemen. Hof Arnhem heeft dit voor de hoofdsom toegestaan. Van niet-aftrekbare beroepskosten is geen sprake. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. Belanghebbende heeft de lening verstrekt omdat hij vreesde anders zijn baan te verliezen. De lening strekte derhalve tot behoud van de dienstbetrekking van belanghebbende. De vordering op de werkgever, heeft nadien door het faillissement van de werkgever haar waarde verloren. Die waardevermindering kan niet als negatief loon op het inkomen in mindering worden gebracht, aldus de Hoge Raad.
HR 10 januari 2014, 12/04723, ECLI:NL:HR:2014:3